Cassatie drijft de Antigoon-leer in fiscale zaken (te) ver door

kluizenzaal
07/07/20

Het Hof van Cassatie heeft met een opmerkelijk arrest beslist dat een uitsluiting van bewijs in strafzaken niet automatisch betekent dat de fiscale rechter hierdoor gebonden is. Dit standpunt kan verregaande gevolgen hebben voor vele belastingplichtigen die strafrechtelijk worden vrijgesproken, maar toch nog een serieuze fiscale aanslag krijgen, ondanks het feit dat het verkregen bewijs (tegen de belastingplichtige) volledig doorspekt is met onregelmatigheden.

Belgen met een Luxemburgse bankrekening

Voor de feiten die aan de grondslag liggen van dit arrest, moeten we vele jaren terugkeren, meer bepaald naar midden jaren ‘90. Een Belgische bank zou, samen met haar Luxemburgse zustervennootschap, vele Belgische belastingplichtigen geholpen hebben om op grote schaal belastingen (inz. roerende voorheffing) te ontduiken, althans dat was de visie van het Parket.

Verschillende werknemers van die Luxemburgse bank bleken informatie van de rekeninghouders gestolen te hebben, en zouden dit doorgespeeld hebben aan de politie. Vermits het Parket van oordeel was dat deze informatie niet zomaar kon worden gebruikt - het ging immers over gestolen gegevens - werd het bewijsmateriaal zodanig “gefabriceerd” dat men het toch zou kunnen aanwenden als bewijs in de daaropvolgende strafprocedure. Niet echt een fraai verhaaltje… maar het Parket vond het blijkbaar niet problematisch dat er tijdens het gerechtelijk onderzoek bedenkelijke (strafbare) feiten werden gepleegd zoals vervalsing en verduistering van processen-verbaal.

Strafrechtelijke uitsluiting …

Na een jarenlange (strafrechtelijke) procedureslag hebben de beklaagden uiteindelijk hun slag thuis gehaald en het heeft Hof van Cassatie – volkomen terecht - beslist dat het bewijs dat vergaard was zodanig was gecontamineerd dat dit niet kon worden gebruikt in de strafprocedure. Als gevolg hiervan werden alle beklaagden vrijgesproken (de strafvordering werd onontvankelijk verklaard) en dacht iedereen dat hiermee de zaak kon worden afgesloten. Niet alleen vele belastingplichtigen konden hierdoor opgelucht ademhalen (en de belastingplichtigen die fiscaal geschikt hebben eens goed gevloekt), maar ook verschillende (ex)-werknemers  van de bank die mee waren vervolgd, werden gezuiverd van alle zonden.

Toch kan men niet beweren dat iedereen ongeschonden uit deze strijd was gekomen, want vele rekeninghouders hadden inderdaad een schikking getroffen met de fiscus, met betaling van de belastingen en serieuze fiscale boeten. Bovendien was de zaak ook zeer breed uitgesmeerd in de media waardoor er onherroepelijke reputatieschade is aangericht.

… betekent niet automatisch fiscale uitsluiting

De fiscus die toestemming had verkregen om het strafdossier in te kijken, deinsde niet terug om toch nog over te gaan tot taxatie van een belastingplichtige, niettegenstaande het feit dat de strafrechter had geoordeeld dat het bewijs dat tegen hem was verzameld onrechtmatig was verkregen.

Het straffe is evenwel dat de zowel de burgerlijke rechter in eerste aanleg, als de rechter in hoger beroep de fiscus gelijk gaven. En in Cassatie kreeg de belastingplichtige helaas ook nul op het rekest. De redenering hierachter kan gevonden worden in een aparte benadering van de (fiscale) Antigoonleer, die het heeft over bewijsuitsluiting ingeval gegevens onrechtmatig bekomen worden (bijv. door diefstal bekomen gegevens).

Antigoonleer in fiscale zaken

Met de arresten van 6 maart en 22 mei 2015 had het Hof van Cassatie de Antigoonleer - die al langer bestond in strafzaken - ook uitgebreid naar fiscaal gerelateerde materies. Dit heeft ertoe geleid dat onrechtmatig verkregen bewijs enkel in de volgende (fiscale) gevallen kan worden geweerd:

  • Indien de wetgever heeft voorzien in een bijzondere sanctie (“op straffe van nietigheid”);
  • Indien de bewijsmiddelen op een zodanige manier zijn verkregen dat het indruist tegen wat van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht;
  • Of indien het gebruik het recht van de belastingplichtige op een eerlijk proces in gedrang brengt.

De belastingrechter kan bij die afweging onder meer rekening houden met één of meer van volgende omstandigheden: het zuiver formeel karakter van de onregelmatigheid, de weerslag ervan op het recht of de vrijheid die door de overschreden norm wordt beschermd, het al dan niet opzettelijk karakter van de door de overheid begane onrechtmatigheid en de omstandigheid dat de ernst van de inbreuk veruit de begane onrechtmatigheid overstijgt.

Het moet benadrukt worden dat voormelde criteria door Cassatie zelf in het leven zijn geroepen, want nergens in de fiscale wetgeving kan men regels terugvinden omtrent bewijsuitsluiting. Dit heeft tot gevolg dat de fiscus al vrij grove fouten moeten begaan opdat het bewijs dat zou verzameld zijn niet zou aanvaard worden door de fiscale rechter. De rechter krijgt hierdoor ook een grote appreciatiemarge toegemeten vermits de hierboven vermelde (rekbare) begrippen voor interpretatie vatbaar zijn, maar aan de andere kant biedt het wel enige duidelijkheid doordat er door de rechtspraak een kader is bepaald hoe men dient om te gaan met de (onbestaande) regels omtrent bewijsuitsluiting.

Antigoon-leer toegepast op de zaak van Luxemburgse bank

De belastingplichtige beriep zich op het principe van fruits of poisonous tree (of de vruchten van de vergiftigde boom) volgens hetwelk alle bevindingen die voortvloeien uit het onrechtmatig bewijs buiten beschouwing moeten gelaten worden omwille van het feit dat alle informatie uit de bewijsgaring besmet of “vergiftigd” is, en dus niet meer in rechte kan worden aangewend. Met andere woorden was de belastingplichtige – enigszins logischerwijs - van mening dat de beslissing van de strafrechter formeel doorwerkte naar het fiscale contentieux (Antigoon = fiscale Antigoon).

Het Hof van Cassatie verwierp echter deze redenering door te stellen dat de fiscus op een geheel rechtsgeldige wijze inzage had verkregen in het strafdossier, zonder dat de fiscus zelf de beginselen van behoorlijk bestuur zou geschonden hebben. De appelrechter had blijkbaar een juiste afweging gemaakt tussen enerzijds de grondrechten van de belastingplichtige en anderzijdsde jarenlange fiscale fraude van de belastingplichtige want er moet ook rekening worden gehouden met het algemeen belang en het principe van een eerlijke en juiste belastingheffing.

Dit heeft, aldus Cassatie, tot gevolg dat de fiscale rechter niet is gebonden door wat de strafrechter heeft beslist inzake de toelaatbaarheid van het bewijsmateriaal. De fiscale rechter moet volledig zelfstandig aan de hand van de drie eerder vermelde criteria oordelen over de bruikbaarheid van het bewijs.

Analyse

Dit arrest kan zeer verstrekkende gevolgen hebben, want het zet toch wel de deur (zeer) breed open naar mogelijk misbruik. Onze ervaring is dat de fiscus over het algemeen, een aantal uitzonderingen niet te na gesproken, de (procedure)regels correct volgt, maar in the heat of the fight weet je maar nooit.

Louter door het gegeven dat de fiscus zelf geen aandeel heeft in de onrechtmatigheid van de bewijsgaring en dat de materiële juistheid van het bewijs niet ter discussie staat, kan een burgerlijke rechter dus doen beslissen dat in het licht van het algemeen belang en een rechtvaardige belastingheffing een belastingplichtige gedwongen wordt belastingen te betalen, ondanks het feit dat een strafrechter heeft geoordeeld dat het hetzelfde bewijsmateriaal waarop de aanslag is gesteund, onrechtmatig is verkregen.

Met andere woorden, in deze optiek zijn de strafprocedure en de fiscale procedure twee compleet verschillende procedures die los van elkaar kunnen worden beoordeeld. In het geval van fiscale fraude zijn deze evenwel juist voor een groot deel verweven met elkaar, zodoende dat men dit niet uit elkaar kan trekken. De wetgever is trouwens van dezelfde mening want met het nieuwe artikel 4bis VTSv. kan in bepaalde gevallen, waaronder ernstige fiscale fraude, de strafrechter eveneens kennis nemen van de burgerlijke vordering als de fiscus hiervoor kiest. Dit past in de vernieuwde una-via wetgeving waarbij men meer uniformisering nastreeft tussen de fiscale en strafrechtelijke sancties in het fiscaal strafrecht.

De beslissing van Cassatie in deze zaak lijkt op zijn minst zeer tegenstrijdig met het gedachtegoed van de nieuwe una-via wetgeving. Het kan bovendien ook zeer gevaarlijk zijn want het begrip “rechten van verdediging” wordt voor de belastingplichtige wel zeer relatief.

Om het een beetje overdreven voor te stellen zouden het Parket en de fiscus het immers op een akkoordje kunnen gooien. Tijdens het gerechtelijk onderzoek worden alle bewijsregels geschonden waarna de beklaagden strafrechtelijk worden vrijgesproken. Hieropvolgend neemt de fiscus over met het onrechtmatig bewijsmateriaal dat ze in handen heeft gekregen en aansluitend slaagt ze er met succes in dezelfde belastingplichtigen fiscaal wel te laten veroordelen, met belastingen en zware belastingenverhogingen tot gevolg. Wellicht allemaal utopie, maar bij sommige fraudejagers heiligt het doel soms de middelen.

Webmindlicenses

Het is eveneens zeer nuttig om de link te leggen met het Webmindlicenses-arrest (C-419/14) van het Hof van Justitie dat stelt wanneer er een schending is door een Unie gewaarborgd recht, het verkregen bewijs buiten beschouwing moet worden gelaten en dat de beslissing die op dit bewijs steunt, dient nietig te worden verklaard.

Dit betrof evenwel een btw-geschil en is voorlopig niet van toepassing op het gebied van inkomstenbelastingen. Het Hof van Cassatie volgt de redenering van de rechters uit Straatsburg ook niet, zij is van mening dat niet elke schending van een grondrecht tot bewijsuitsluiting leidt, maar stelt een belangenafweging voorop.

De denkwijze van Cassatie roept alleszins verscheidene kritische vragen op, vermits het ingaat tegen de redenering van het Hof van Justitie. Het lijkt erop dat het Belgische hoogste Gerechtshof een eigen koers wilt varen die afwijkt van Europa.

Besluit

Fiscaal vals spelen mag natuurlijk niet, maar dit “bestraffen” met bijkomende taxaties en boeten door alle rechten van verdediging en privacywetgeving zo maar overboord te gooien mag evenmin. Cassatie heeft in casu mogelijks de doos van Pandora geopend en het pad geëffend voor de fiscus om achter belastingplichtigen te gaan die strafrechtelijk zijn vrijgesproken omwille van “besmet” bewijsmateriaal, maar toch nog burgerrechtelijk dreigen te worden veroordeeld.

 

Bron: Cass., 11 juni 2020 (zie www.juridat.be)