CBN advies over financieringskostensurplus

Stijgende interesten
17/07/20

Met ingang van aanslagjaar 2021 bepaalt artikel 198/1, §1 jo. §3, lid 1 WIB92 dat het zogenaamde “financieringskostensurplus” niet aftrekbaar is in de mate dat een bepaald grensbedrag overschreden wordt. Het gaat over een fiscale beperking van interestaftrek voor de grote jongens, vermits de beperking pas aanvangt wanneer de interesten de grens van 3.000.000 euro overschrijden.

Onder “financieringskostensurplus” moet worden verstaan: het positieve verschil tussen betaalde en ontvangen interesten. Dit positieve verschil is niet langer aftrekbaar wanneer het financieringskostensurplus het hoogste grensbedrag van volgende twee bedragen overschrijdt: 3.000.000 EUR of 30 % van de fiscaal gedefinieerde EBITDA (= earnings before interests, taxation, depreciation and amortization, maar dan met eigen fiscale accenten). 

Het is (zoals helaas vaak in fiscale materies) een complexe regeling geworden, waar men onvermijdelijk een punthoofd (en hoofdpijn) van krijgt. Hogere wiskunde is er niets tegen.

De Commissie voor Boekhoudkundige Normen schiet ons nu wat ter hulp met het advies 2020/06, althans voor wat betreft de boekhoudkundige verwerking van het niet-aftrekbaar financieringskostensurplus dat in een later tijdperk wordt verrekend met de winst, alsook voor wat betreft de overdracht van het niet-benutte deel van aftrekcapaciteit. 

Alvorens u doorklikt naar het lezenswaardige advies (zie link hieronder), nog even de ratio legis van artikel 198/1 WIB92 kaderen.

Op 12 juli 2016 heeft de Raad van de Europese Unie de ATAD-richtlijn (Anti-Tax Avoidance Directive) aangenomen, die kadert in de uitvoering van het BEPS-actieplan (Base Erosion and Profit Shifting). Bedoeling is om op Europees niveau belastingontwijkingspraktijken aan te pakken, o.m. door een regeling inzake de beperking van de aftrekbaarheid van de rente te voorzien.

De invoering van een Richtlijn hieromtrent was noodzakelijk: “In een poging om hun totale belastingschuld te verlagen, zijn concerns door middel van buitensporige rentebetalingen steeds meer aan BEPS gaan doen”. Om dergelijke praktijken te ontmoedigen, vond de Europese wetgever het noodzakelijk een regeling in te voeren inzake interestaftrekbeperking.

Sedert de Kerstwet 2017 heeft – met ingang van aanslagjaar 2021 (voor boekjaren die aanvangen vanaf 1 januari 2020) - de Belgische wetgever deze Richtlijn omgezet (cf. artikel 198/1 WIB92). 

Artikel 198/1 WIB 92 bepaalt dat het financieringskostensurplus slechts aftrekbaar is tot een bepaald het grensbedrag, zoals hierboven vermeld.

Het  financieringskostensurplus dat overeenkomstig artikel 198/1 WIB92 niet aftrekbaar was in een vorig belastbaar tijdperk, wordt - zonder tijdsbeperking - krachtens artikel 194sexies WIB92, alsnog met de winst verrekend in een later tijdperk.

Klik hier voor bron.