Wederopbouwreserve: nieuwe steun voor bedrijven die verlies lijden door coronacrisis

wederopbouw
07/12/20

Om de solvabiliteit op lange termijn te herstellen van vennootschapen die te lijden gehad hebben onder de coronacrisis, kunnen de getroffen bedrijven vanaf volgend jaar (aanslagjaar 2022) een deel van hun winst vrijstellen van belasting door een speciale vrijgestelde reserve, een “wederopbouwreserve”, aan te leggen. De vrijstelling gaat (deels) verloren als de vennootschap achteraf de middelen opnieuw uit de onderneming haalt of de tewerkstelling niet op peil houdt. De maatregel is nu definitief goedgekeurd in het parlement.

Het voorstel voor een “wederopbouwreserve” was al in het voorjaar ingediend in het parlement maar geraakte toen niet tijdig goedgekeurd. In het federale regeerakkoord van 1 oktober maakte de maatregel echter opnieuw zijn opwachting. Vandaar dat hij nu zonder verdere vertraging goedgekeurd werd in het parlement.

Winst vrijgesteld ten belope van verlies tijdens coronacrisis

De maatregel is bedoeld voor vennootschappen die tijdens de Covid-19-crisis verlies gemaakt hebben. Ten belope van dat boekhoudkundige verlies kunnen zij voor de drie volgende aanslagjaren (aanslagjaar 2022, 2023 en/of 2024) een vrijgestelde reserve aanleggen die in mindering komt van de belastbare basis. Met die reserve kunnen vennootschappen hun door de crisis aangetaste eigen vermogen weer op peil brengen.

De algemene regel is dat gekeken wordt naar het verlies van boekjaar 2020, dat wil zeggen het boekjaar dat afsluit in 2020. Maar vennootschappen die hun boekjaar afsluiten tussen 1 januari 2020 en 31 juli 2020, krijgen de keuze: zij mogen kiezen of ze het bedrijfsverlies in aanmerking nemen van het boekjaar dat afsluit in 2020 of in 2021. Die keuze moet pas gemaakt worden bij het aanleggen van de wederopbouwreserve, dus ten vroegste aan het einde van het boekjaar dat samenhangt met aanslagjaar 2022.

Het verlies van het “coronajaar” (met een maximum van 20 miljoen euro) mag dan in de volgende jaren gebruikt worden om af te zetten tegen de winst van die boekjaren. Vennootschappen die ook in de volgende jaren verlies blijven maken, hebben dus niets aan de maatregel.

Voorbeeld:

Een vennootschap lijdt in boekjaar 2020 een verlies van 500.000 euro. Dat bedrag kan dan gebruikt worden voor het aanleggen van een wederopbouwreserve tijdens de drie volgende boekjaren. Als het belastbaar resultaat van boekjaar 2021 op 100.000 euro komt te staan, kan voor dat boekjaar een reserve van 100.000 euro aangelegd worden. Als in boekjaar 2022 de winst toeneemt tot 600.000 euro, kan de rest van het bedrag volledig gebruikt worden en kan een reserve van 400.000 euro aangelegd worden.

Onaantastbaarheisdsvoorwaarde

Men hoeft niet specifiek te bewijzen dat het verlies een gevolg is van de pandemie. Maar in de praktijk zal het daar meestal op neerkomen. Want vennootschappen die al vóór de lockdown in slechte papieren zaten, zijn uitgesloten. De maatregel is namelijk niet van toepassing op bedrijven die op 18 maart 2020 konden worden aangemerkt als een onderneming in moeilijkheden.

De wederopbouwreserve moet geboekt worden (en blijven) op één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief en mag niet tot grondslag dienen voor de berekening van de jaarlijkse dotatie aan de wettelijke reserve of van enige beloning of toekenning. De onaantastbaarheidsvoorwaarde moet dus nageleefd worden. Dat betekent dat de vrijgestelde reserve belastbaar wordt ten laatste bij het sluiten van de vereffening. In die zin gaat het dus om een tijdelijke vrijstelling.

Tewerkstellingsvoorwaarde

En er zijn nog heel wat andere voorwaarden. Zo is er een tewerkstellingsvoorwaarde. De tewerkstelling (uitgedrukt in loonmassa, niet aantal werknemers) moet minstens op 85% van het peil van boekjaar 2019 blijven. Gebeurt dat niet, dan wordt de wederopbouwreserve evenredig belastbaar.

Voorbeeld:

Een vennootschap boekt in boekjaar 2019 op de kostenpost “620 Bezoldigingen en rechtstreekse sociale voordelen” een bedrag van 100.000 euro. In boekjaar 2021 legt zij een belastingvrije reserve aan van 200.000 euro. De rekening 620 bedraagt 100.000 euro in dat jaar. Het jaar daarna daalt dat bedrag tot 80.000 euro, dus onder de drempel van 85%. Gevolg: van de wederopbouwreserve wordt 5.000 euro belastbaar (drempel – 80.000). Als in boekjaar 2023 de post “620 Bezoldigingen en rechtstreekse sociale voordelen” verder afneemt tot 70.000 euro, wordt opnieuw 10.000 euro belastbaar (80.000 euro  – 70.000 euro).

Geen enkele aantasting van eigen vermogen

Er zijn ook verschillende uitsluitingen. De maatregel staat niet open voor vennootschappen die uitkeringen doen aan hun aandeelhouders in de periode van 12 maart 2020 tot aan de dag van de indiening van de aangifte die verbonden is aan het aanslagjaar waarin de wederopbouwreserve wordt aangelegd (waarschijnlijk september 2022 dus). Concreet verboden zijn: een inkoop van eigen aandelen, een uitkering van dividenden of een liquidatiereserves, een kapitaalvermindering of “elke andere vermindering of verdeling van het eigen vermogen”. Die laatste omschrijving is overigens recent heel ruim geïnterpreteerd door de minister, weliswaar in de context van een andere coronamaatregel (zie ons artikel “Geen fiscale coronasteun als men tantièmes uitkeert”).

Ook in de volgende jaren is het niet de bedoeling om uitkeringen te doen. De wederopbouwreserve wordt dan belastbaar ten belope van het bedrag van de uitkering.

Belastingparadijzen

Tot slot zijn ook bedrijven die banden hebben met belastingparadijzen, uitgesloten.

Grote ondernemingen zijn dan weer niet uitgesloten. De maatregel blijft niet beperkt tot KMO’s. Maar het maximum van 20 miljoen euro beperkt het voordeel voor grote vennootschappen.

 

Klik hier voor bron.