Mag de fiscus op basis van een bankrekeningsaldo een aanslag vestigen?

Bankrekeningsaldo
18/03/21

Als de fiscus een (vaak buitenlandse) rekening ontdekt waarop een bedrag staat dat moeilijk in overeenstemming te brengen is met de aangegeven inkomsten van de belastingplichtige, zal hij wellicht het saldo van de rekening gebruiken als basis voor een zogenaamde indiciaire taxatie. Maar volgens het Hof van Cassatie mag dat niet zomaar. De rekeningstand op een bepaald moment volstaat niet voor een aanslag op basis van tekenen en indiciën.

De fiscus heeft de mogelijkheid om een aanslag te vestigen op basis van “tekenen en indiciën waaruit een hogere graad van gegoedheid blijkt dan uit de aangegeven inkomsten” (artikel 341 WIB 1992). We spreken dan van uiterlijke tekenen van rijkdom die erop wijzen dat de belastingplichtige meer verdient dan uit zijn belastingaangifte blijkt en dus een deel van zijn inkomen verborgen gehouden heeft voor de fiscus. De bewijslast keert dan om. De fiscus hoeft niet meer het bestaan van zwarte inkomsten te bewijzen. De belastingplichtige kan de aanslag alleen vermijden als hij aantoont dat al die dingen bekostigd zijn met “onverdachte” inkomsten, bijvoorbeeld een gift van een familielid of beurswinsten.

Tekenen en indiciën

Een dergelijke situatie doet zich typisch voor als de fiscus informatie krijgt van een buitenlandse belastingadministratie over bankrekeningen die een Belgische belastingplichtige heeft in dat andere land. In een geval dat recent aan bod kwam in de rechtspraak, had de fiscus informatie in handen gekregen over een Zwitserse bankrekening waar meer dan een miljoen euro op stond. De (Belgische) houder van de rekening zag zich geconfronteerd met een belastingaanslag ten belope van dat bedrag.

Maar de fiscus kende alleen de rekeningstand op 31 december 2005. Volgens de belastingplichtige stond het bedrag al een hele tijd op de rekening en was er in elk geval niets bijgestort op de rekening in de loop van 2005.

Tegenstrijdige rechtspraak

Van het Hof van Beroep te Antwerpen kreeg de belastingplichtige gelijk. Er is weliswaar rechtspraak van het Hof van Cassatie waaruit blijkt dat een “belegging” aanleiding mag geven tot een aanslag op basis van tekenen en indiciën. Maar als je alleen het saldo op het einde van het jaar kent, en niet het beginsaldo, dan weet je niet zeker dat de belegging gebeurd is in de loop van dat jaar. Dus mag de fiscus voor dat jaar geen indiciaire taxatie opleggen, besloot het Hof van Beroep.

In een sterk vergelijkbare zaak sprak het Hof van Beroep van Brussel zich uit in tegenovergestelde zin. Dat het geld al een tijd op de rekening stond en dat er in de loop van het jaar dus geen (bijkomende) belegging gebeurd is, is best mogelijk, vond het Brusselse Hof, maar dan moet de belastingplichtige dat maar bewijzen. In tegenstelling tot de Antwerpse zaak kreeg de fiscus hier dus gelijk.

Onenigheid in de rechtspraak dus. Maar nu heeft het Hof van Cassatie daaraan een einde gemaakt. De belastingplichtige in de Brusselse zaak legde zijn zaak immers voor aan het Hof van Cassatie. En dat Hof oordeelt nu in het voordeel van de belastingplichtige.

Vermogensaangroei

Enkel een vermogensaangroei tijdens het belastbaar tijdperk kan gebruikt worden als basis voor een aanslag op basis van tekenen en indiciën, stelt het Hof. De vermogenstoestand op een gegeven moment binnen dat belastbaar tijdperk, kan daarvoor niet dienen.

Als de fiscus een indiciaire taxatie op het oog heeft, moet hij dus kennis hebben van het beginsaldo van de rekening (bij het begin van het belastbaar tijdperk) én moet dat beginsaldo natuurlijk lager liggen dan het eindsaldo. Het verschil tussen begin- en eindsaldo is de “indicie”. En zelfs dan heeft de belastingplichtige nog altijd de gelegenheid om een tegenbewijs te leveren, bijvoorbeeld door aan te tonen dat de “vermogensaangroei” uit onverdachte bron afkomstig is.

Discussie is niet op alle punten gesloten

Daarbij moet wel opgemerkt worden dat de zaken anders liggen als de rekening pas tijdens het belastbaar tijdperk geopend is. Ook bijvoorbeeld de aankoop van een huis of een andere grote investering valt in die categorie. Het arrest van het Hof van Cassatie mag niet zo geïnterpreteerd worden dat ook in dergelijke situaties een aanslag op basis van tekenen en indiciën voor het volledige bedrag van de “belegging” uitgesloten is. De lagere rechtspraak is daarover verdeeld.

Soms wordt geoordeeld dat de fiscus rekening moet houden met het feit dat het bedrag van de belegging waarschijnlijk over lange jaren bijeen gespaard is. Andere rechtspraak oordeelt dan weer dat het principe van de “tekenen en indiciën” nu eenmaal inhoudt dat die uiterlijke tekenen van rijkdom, zoals een belegging, op zich belastbaar worden, los van de vraag met welk inkomen de aankoop gefinancierd is, waar dat inkomen vandaan komt en wanneer het verdiend is. Als de belastingplichtige het daar niet mee eens is, is het aan hem om te bewijzen dat de belegging te maken heeft met niet-belastbare inkomsten of met vroegere (reeds belaste) inkomsten. En in dat laatste geval eist die rechtspraak bovendien dat de belastingplichtige aannemelijk maakt dat het geld in de tussentijd onaangeroerd is gebleven.

Maar in afwachting van nieuwe rechtspraak van het Hof van Cassatie blijft de onenigheid op dat punt bestaan.

 

Bron: Arresten van het Hof van Beroep te Antwerpen van 19 november 2019, van het Hof van Beroep te Brussel van 23 maart 2016 en van het Hof van Cassatie van 29 januari 2021