Voordelig belaste auteursvergoedingen onder de loep

typemachine
19/06/20

Voor de creatie van auteursrechtelijke beschermde werken heeft de wetgever een zeer gunstig fiscaal systeem bedacht, maar de rulingcommissie ziet bijzonder streng toe op de concrete uitwerking ervan en legt meer en meer extra voorwaarden en beperkingen op. Maar zelfs met die extra beperkingen blijft het belastingvoordeel nog zeer groot.

Wettelijk kader

Conform artikel 17, §1, 5 WIB92 zijn inkomsten uit de cessie of concessie van auteursrechten en naburige rechten aan een fiscaal gunstregime onderworpen. Tot het wettelijke basisbedrag van 37.500 euro (geïndexeerd bedrag 2020 = 62.090 euro) worden deze inkomsten onweerlegbaar geacht een roerend inkomen te zijn. Boven dit grensbedrag zullen de inkomsten als beroepsinkomsten worden beschouwd als de fiscus kan aantonen dat de inkomsten zijn behaald binnen het kader van de beroepsactiviteit, maar de belastingplichtige kan altijd het tegenbewijs leveren. In de praktijk zal dit evenwel geen sinecure zijn omdat de fiscus zich vrij streng opstelt.

De inkomsten uit auteursrechten zullen, na aftrek van werkelijk gemaakte kosten, worden belast aan een vlak tarief van slechts 15 %. Bij gebrek aan bewijskrachtige stukken inzake gemaakte kosten, is voorzien in een mooi degressief kostenforfait (wordt elk jaar geïndexeerd). Zo zal voor inkomstenjaar 2020 op de eerste schijf van 16.560 euro een kostenforfait van 50 % kunnen worden toegepast, en op de volgende schijf van 16.560 euro tot 33.110 euro nog eens 25%. Op deze manier ligt de effectieve belastingdruk vaak onder de 10 % (vergelijk met het toptarief van 50% voor bijv. beroepsinkomsten).

Ruimer dan je denkt

Het weze wel duidelijk, het verschil in het uiteindelijke belastingtarief met de gewone beroepsinkomsten is zeer groot. Het mag dan ook niet verbazen dat heel wat belastingplichtigen uit verschillende sectoren zijn gaan kijken in welke mate dat zij zouden kunnen gebruikmaken van dit compleet legaal systeem. Niet enkel de klassieke beroepen uit de auteurswereld zoals schrijvers van boeken en muzikanten hebben dit met succes geprobeerd, maar evenzeer softwareprogrammeurs, architecten, net zoals de advocaten, maar deze laatsten zijn helaas op een njet gebotst. De rulingcommissie heeft immers beslist dat een conclusie van een advocaat geen auteursrechtrechtelijk werk is in de zin van artikel 17, §1, 5 WIB92.

Niet elke belastingplichtige slaagt er dus in om de rulingcommissie ervan te overtuigen dat hij/zij ook toepassing kan maken van het fiscaal gunstregime.

Wanneer we denken aan auteursrechten, is het eerste wat opkomt de relatie tussen een auteur en zijn uitgever. De rulingcommissie ziet dit echter breder, zo kan er ook in de relatie tussen een bedrijfsleider en zijn vennootschap een overdracht van auteursrechten plaatsvinden. In de praktijk stelt de bedrijfsleider, die auteur is van een auteursrechtelijk beschermd werk (bijvoorbeeld een computerprogramma) zijn auteursrechten ter beschikking aan de vennootschap die dit mag exploiteren in ruil voor een deel van de opbrengsten uit dit werk.

Zo zijn er in de loop der jaren honderden rulings gepasseerd, die op zich allemaal redelijk gelijkaardig waren qua inhoud, al werden er ten gevolge van een voortschrijdend inzicht een aantal voorwaarden toegevoegd of verscherpt.

Strenge voorwaarden

Naast de logische voorwaarde dat er sprake moet zijn van een auteursrechtelijk werk in de zin van auteursrechtenwetgeving, is de rulingcommissie zich beginnen focussen op de grootte van vergoeding die uiteindelijk wordt uitbetaald.

Wat evenwel minder evident is dat:

  • De vergoeding die wordt uitbetaald voor de auteursrechten niet meer mag bedragen dan 50 % van het resultaat voor belastingen en voor aanrekening van de auteursrechtenvergoeding, en indien dit wel zo is, de vergoeding in die zin zal worden beperkt;
  • Deze beperking er niet toe mag leiden dat de uiteindelijke vergoeding minder dan 5 % bedraagt van de netto-omzet die wordt gerealiseerd uit de creatie van de auteursrechtelijke beschermde werken;
  • De bedrijfsleiderbezoldiging die wordt uitgekeerd niet minder mag bedragen dan het referentiebedrag zoals het is bepaald in artikel 215, derde lid, 4° WIB92. Op de dag van vandaag is dit 45.000 euro. Bedraagt de bezoldiging minder, dan moet de vergoeding worden verminderd tot 5 procent van de eerder vermelde netto-omzet.

Algemeen gesteld kan men zeggen dat indien men een goede kans wil maken om een positieve ruling te verkrijgen een percentage van 12,5 % van de gerealiseerde netto-omzet uit de auteursrechten zeer aanvaardbaar is. Dit percentage kan evenwel ook wat lager of hoger zijn in functie van de sector waarin men actief is. Alleszins mag het niet meer zijn dan 25 %.

Bijkomende verstrenging

Bovenop deze eerder gekende voorwaarden zijn er recentelijk nog wat verstrengingen bijgekomen.

Zo wil de rulingcommissie vermijden dat er aan bepaalde personen binnen een vennootschap zeer hoge auteursrechtenvergoedingen worden betaald en aan andere zeer lage, daarom is ze van oordeel dat:

“In elk geval en rekening houdend met de beschreven omstandigheden, (…) de auteursrechtenvergoeding van elke zaakvoerder/bedrijfsleider, berekend op basis van het omzetcijfer van een welbepaald jaar, het tweevoud van het gemiddelde van de auteursrechtenvergoedingen dat de huidige en toekomstige werknemers, freelancers en zelfstandige onderaannemers in de loop van hetzelfde jaar ontvangen voorde cessie van hun auteursrechten, niet (mag) overschrijden. Dit geldt zodra minimaal 1 creatieve voltijds equivalent (tewerkgestelde werknemer + freelancer + zelfstandig onderaannemer) prestaties levert waarvoor een vergoeding voor auteursrechten wordt toegekend”.

Om het wat duidelijker te maken hanteerde ze volgende voorbeeld:

Het gemiddelde van de auteursrechtenvergoedingen van werknemers, zelfstandige medewerkers enzovoort, in de loop van jaar X is: 4.500 EUR. Maximale auteursrechtenvergoeding van elke zaakvoerder/bedrijfsleider berekend op basis van het omzetcijfer van jaar X is: 4.500 EUR * 2 = 9.000 EUR”.

Voor alle duidelijkheid, er is geen enkele regel of wet waarop dit gegrond is, maar men kan het beschouwen als een vorm van pseudo-wetgeving die de rulingcommissie zelf gecreëerd heeft.

Als kers op de taart is men ook van mening dat 10 % van de auteursrechtenvergoeding toerekenbaar is aan administratie- en verplaatsingskosten. Zodoende is de auteursrechtelijke omzet slechts 90 %. Bovendien zou 10 % hiervan bestaan uit omzet aan niet creatieve activiteiten (zoals bijvoorbeeld vergaderen en supportdiensten). Uiteindelijk betekent dit dat slechts 81 % (90 % van 90 %) van de omzet uit de creatie van een auteursrechtelijk beschermd werk in aanmerking komt om van het gunstige percentage aan 15 % te kunnen genieten.

Besluit

Samengevat kan men stellen dat het klopt dat de wetgever een fiscaal regime heeft gecreëerd dat toelaat om de zeer hoge belastingdruk op arbeid te verlichten, maar dat de uitoefening ervan serieus aan banden is gelegd door de rulingcommissie waardoor het voor een particulier soms nog moeilijk is om te begrijpen hoeveel van zijn auteursrechtenvergoeding effectief kan worden belast aan 15%. Indien u hieromtrent vragen zou hebben, kunt u steeds contacteren via onderstaand vragenformulier.

Klik hier voor bron.