Hoge belasting op gratis ter beschikking gestelde woning is ongrondwettelijk

11/05/20

13/06/2016 - Wie gratis een woning mag gebruiken van zijn werkgever of vennootschap, wordt voor dat gebruik belast op een zogenaamd voordeel van alle aard. Maar of de woning ter beschikking gesteld wordt door een rechtspersoon of een natuurlijk persoon, maakt fiscaal een groot verschil. Volgens het Gentse Hof van Beroep is dat onderscheid discriminerend.

Als een natuurlijke persoon een gebouw gratis ter beschikking stelt van een werknemer, dan wordt die laatste belast op een voordeel van alle aard. Dat wordt forfaitair berekend volgens de formule: 100/60 × geïndexeerd kadastraal inkomen. Maar als een rechtspersoon het onroerend goed ter beschikking stelt, is de formule: 100/60 × geïndexeerd kadastraal inkomen × 3,8. Eenzelfde woning levert dus voor de gebruiker een aanzienlijk hogere belasting op als de woonst ter beschikking gesteld wordt door een vennootschap in plaats van een particulier.

Fiscus heeft wel uitleg…

Volgens de Grondwet moet iedereen gelijk behandeld worden. Dat betekent in de praktijk dat een ongelijke behandeling – die er in dit geval duidelijk is – alleen toegelaten is als daar een gegronde reden voor is. Volgens de fiscus is die er in dit geval wel degelijk. De bedoeling zou zijn om kaderleden en bedrijfsleiders op een passende manier te belasten, vermits zij meestal een veel luxueuzere woonst ter beschikking gesteld krijgen dan een gewone werknemer (het kadastraal inkomen, een vrij theoretische maatstaf, is daarvoor geen betrouwbare indicator meer). Zeker omdat zij, als leidinggevende binnen de onderneming, in een positie zijn om zelf te bepalen of zij een woning mogen gebruiken en welke. Bovendien, zo redeneert de fiscus, zouden bedrijfsleiders of kaderleden wel eens gebruik kunnen maken van de mogelijkheid om privékosten (zoals voor een woning) door te schuiven naar hun vennootschap. Dergelijke fiscale optimalisaties worden dus ontmoedigd door een hogere belasting op het voordeel van alle aard.

Het zou natuurlijk kunnen dat een rechtspersoon een woning ter beschikking stelt van iemand die geen bedrijfsleider of kaderlid is. Maar de wet houdt daar rekening mee, vindt de fiscus. De wet bevat namelijk een uitzondering voor een woning die te duur is in vergelijking met de behoeften en de sociale positie van de bewoner. Een conciërge zal dus slechts belast worden op het voordeel van alle aard voor een goedkopere woning.

…maar die blijkt niet uit de wet

Maar het Hof van Beroep maakt niet veel woorden vuil aan die hele uitleg. Want de wettekst (artikel 18, §2, 2 KB/WIB) spreekt helemaal niet van kaderleden en bedrijfsleiders. De wet maakt dus een ander onderscheid dan het onderscheid waar de fiscus denkt een goede uitleg voor te hebben. Dus schuift het Hof die uitleg zonder veel omhaal terzijde. En elders (bijvoorbeeld in een Verslag aan de Koning bij een koninklijk besluit, want dat was er in dit geval niet) is ook geen verantwoording te vinden voor het onderscheid dat de wet maakt.

Kortom: zonder een objectieve en pertinente reden is een dergelijk onderscheid tussen woningen van rechtspersonen en natuurlijke personen in strijd met het grondwettelijke gelijkheidsbeginsel, besluit het Hof. Het voordeel van alle aard mag dus niet vermenigvuldigd worden met een coëfficiënt 3,8 als de woning ter beschikking gesteld wordt door een rechtspersoon. Dat is een goede zaak, want sinds de laatste verhoging in 2012 was het forfait in veel gevallen bepaald niet realistisch meer.

Of andere hoven en rechtbanken dit arrest ook gaan volgen, is momenteel moeilijk te zeggen. Het lijkt in elk geval weinig waarschijnlijk dat de fiscus er zich zomaar bij zal neerleggen. Ook nog onzeker is of dezelfde redenering toegepast kan worden op de forfaitaire waardering van gratis ter beschikking gestelde elektriciteit en verwarming.

Bron: arrest van het Hof van Beroep van Gent van 24 mei 2016