De verzekeringsgift revisited!

11/05/20

22/01/2016 - In november 2015 moesten wij wijzen op het standpunt van Vlabel inzake verzekeringsgiften en erfbelasting.

Vlabel stelde dat na een verzekeringsgift bij het overlijden van het verzekerde hoofd nog eens erfbelasting zou worden geheven op de uitkering (artikel 2.7.1.0.6 VCF), zelfs indien bij die schenking schenkbelasting was betaald.

Dit standpunt betekende een breuk met een ouder federaal standpunt over deze materie (dat weliswaar niet door de overheid werd gepubliceerd).

Aan wie reeds bij zo een verzekeringsgift betrokken was als schenker of begunstigde, suggereerden wij : raadpleeg uw adviseur : mogelijk kon de afkoop van de polis of de wijziging van de begunstiging soelaas brengen.

In december 2015 plaatste Vlabel een kleine tolerantie en twee mogelijke oplossingen voor dit probleem op zijn website.

De tolerantie heeft betrekking op het tijdstip van overlijden ; Vlabel verklaarde zich bereid het nieuwe standpunt pas toe te passen op overlijdens vanaf 1 maart 2016. 

De eerste oplossing vertrekt van het uitgangspunt dat nog geen verzekeringsgift werd voltrokken. De bestaande verzekeringnemer (doorgaans de ouder) kan dat contract afkopen en het geld schenken aan zijn kinderen. Deze oplossing is dus helemaal naast de kwestie : ”vergeet de verzekeringsgift en schenk cash”.  Er zijn evenwel heel wat verzekeringstechnische redenen om toch te kiezen voor een verzekeringsgift, al was het nog maar om de 2 % premietaks te vermijden.

De tweede oplossing is wel adequaat : laat de nieuwe verzekeringnemer de begunstiging wijzigen ; bij het overlijden van het verzekerde hoofd komt de polis dan tot uitkering aan een begunstigde, maar dit door een contract dat niet door de erflater, maar door een derde was aangegaan.

Een voorbeeld : Vader Valeer sluit een polis af op zijn eigen hoofd met zijn zoon Erwin als begunstigde.
-Zonder verzekeringsgift komt die polis tot uitkering aan zoon Erwin bij vaders dood en betaalt zoon Erwin daarop erfbelasting.
Met verzekeringsgift en betaling van schenkbelasting werd in een oudere federale beslissing de uitkering vrijgesteld van erfbelasting.
- In het standpunt van november 2015 wordt de uitkering aan de zoon Erwin nu wel belast met erfbelasting.
- Indien Erwin nu als verzekeringnemer (dat is immers zijn hoedanigheid na de verzekeringsgift) zijn eigen dochter Laurence aanwijst als begunstigde, dan komt de polis bij het overlijden van vader Valeer tot uitkering aan Laurence. In dat geval, zo luidt het huidige standpunt van Vlabel, is die uitkering niet belastbaar : Laurence krijgt nu de uitkering niet wegens een contract van haar grootvader Valeer, maar wegens een contract van haar vader Erwin.

Noteer wel : wie even de begunstiging wijzigt (bijvoorbeeld naar een eigen kind) en vervolgens wederom zichzelf aanwijst als begunstigde, is er aan voor de moeite : Vlabel beschouwt dit als een fiscaal misbruik en zal toch de erfbelasting heffen.

Daarmee waren niet alle vragen beantwoord

Zoon Erwin in ons voorbeeld had na de verzekeringsgift ook de mogelijkheid om de polis af te kopen ; hierdoor komt die polis op zijn einde en krijgt Erwin de afkoopwaarde uitbetaald. De vraag hoe deze uitkering eventueel moet belast worden, is nu beantwoord door Vlabel (standpunt nr. 15142 van 21 december 2015, gepubliceerd 14 januari 2016).

Het antwoord luidt letterlijk als volgt :

“Na de schenking koopt de begiftigde de polis af en investeert hij het geld in een ander beleggings- of verzekeringsproduct. Als de geschonken polis niet meer bestaat bij het overlijden van de oorspronkelijke verzekeringnemer, zal er geen uitkering meer gebeuren op basis van deze polis en kan artikel 2.7.1.0.6, §1, eerste lid, VCF uiteraard niet meer worden toegepast.”

Wat te denken van dit antwoord ?

Het goede nieuws is dat Vlabel aanvaardt dat de polis na afkoop niet meer bestaat, zodat er bij de dood van vader Valeer geen uitkering kan komen uit deze polis en dat artikel 2.7.1.0.6, §1, eerste lid, VCF “uiteraard” niet meer kan worden toegepast.

Dit artikel 2.7.1.0.6, §1, eerste lid, VCF luidt als volgt :  “De sommen, renten of waarden die kosteloos aan een persoon kunnen toekomen bij het overlijden van de erflater, ingevolge een contract dat een door de erflater of door een derde in het voordeel van die persoon gemaakt beding bevat, worden geacht als legaat te zijn verkregen door die persoon.”

Dat is dus helder ! Aangezien er na de afkoop geen uitkering meer kan gebeuren, zal er bij het overlijden van de erflater (Vader Valeer) geen som meer worden uitbetaald en volgt geen erfbelasting.

Is daarmee het laatste woord geschreven over de verzekeringsgift?

Wellicht niet. Er zal nu gezocht worden naar addertjes onder het gras.

Vlabel lijkt te stellen dat de afkoop vrij blijft van erfbelasting, indien de afkoper het geld investeert in een ander verzekerings- of beleggingsproduct.  Voert Vlabel hiermee misschien een bijkomende voorwaarde in?
Daaraan mag wellicht geen enkel belang gehecht worden ; wat de afkoper (zoon Erwin) doet met de centen die hem worden uitbetaald, is voor de erfbelasting irrelevant.

Het standpunt heeft het alleen over artikel 2.7.1.0.6, §1, eerste lid VCF maar er is ook een tweede lid.

Stellen we ons even voor dat de verzekeringsgift heeft plaatsgevonden ergens in 2015, waarbij de schenkbelasting werd betaald. Zoon Erwin heeft de polis afgekocht op 15 januari 2016. Vader Valeer overlijdt op 17 maart 2017. Is er dan een probleem ?

Dat is een situatie die op het eerste gezicht geviseerd lijkt door artikel 2.7.1.0.6, §1, tweede lid VCF : “Ook de sommen, renten of waarden die kosteloos aan een persoon kunnen toekomen, hetzij binnen drie jaar vóór het overlijden van de erflater, hetzij na het overlijden van de erflater, ingevolge een contract dat een door de erflater in het voordeel van die persoon gemaakt beding bevat, worden geacht als legaat te zijn verkregen door die persoon.”

In ons voorbeeld heeft zoon Erwin de uitkering bekomen door de afkoop binnen de drie jaar voor het overlijden. Door na de afkoop uitdrukkelijk de toepassing van het eerste lid van het fameuze wetsartikel uit te sluiten, maar daarbij het tweede lid onvermeld te laten, lijkt het er op dat Vlabel een slag om de arm houdt voor overlijdens die volgen binnen de drie jaar na de afkoop !

Dat kan niet aan de orde kan zijn. Naar luid van artikel 178 Verzekeringswet komt het recht van afkoop toe aan de verzekeringnemer, die autonoom beslist dit al dan niet uit te oefenen. Hij oefent daarbij slechts de contractuele rechten uit die hem eigen zijn geworden ten gevolge van de schenking, die hem deze rechten immers heeft overgedragen.

Het is dan ook duidelijk dat de uitoefening van het recht van afkoop door de begiftigde van de schenking (zoon Erwin) impliceert dat de som die hem vervolgens toekomt, voortvloeit uit een overeenkomst tussen de (nieuwe) verzekeringnemer (zoon Erwin) en de verzekeringsmaatschappij. Bijgevolg kan ook het tweede lid van het artikel niet toegepast worden en blijft de afkoop vrij van erfbelasting, zelfs al overlijdt vader Valeer binnen de drie jaar.

Eindbesluit. Wie betrokken was bij een verzekeringsgift, moet voor 1 maart 2016 wellicht actie ondernemen ! Een uitweg is mogelijk, maar een nauw contact met een adviseur die vertrouwd is met de materie is daarbij noodzakelijk!