Dubieuze debiteuren sneller aanvaard

geld verliezen door corona
13/05/20

14/04/2020 - De fiscale maatregelen om de gevolgen van de coronacrisis te verzachten, volgen elkaar in snel tempo op. Een van de problemen betreft schulden die niet terugbetaald dreigen te worden omdat de schuldenaars financieel in slechte papieren zitten. De fiscus maakt het nu gemakkelijker voor de schuldeisers om waardeverminderingen in rekening te brengen voor dergelijke schuldvorderingen.

Waardeverminderingen voor waarschijnlijke verliezen op handelsvorderingen zijn fiscaal een heikel onderwerp. Alleen zekere en vaststaande verliezen vormen een aftrekbare beroepskost (artikel 49 WIB 1992). Toch is het ook al mogelijk om de verliezen in mindering te brengen van de belastbare grondslag van zodra ze waarschijnlijk zijn (artikel 48 WIB 1992). Maar de fiscale wet legt strenge voorwaarden op aan de aftrek van waardeverminderingen voor waarschijnlijke verliezen. Zo moeten die verliezen “scherp omschreven” zijn, moeten ze blijken uit “bijzondere omstandigheden” en mogen ze niet voortvloeien uit een “louter algemeen risico” (artikel 22 KB/WIB 1992).

Die criteria leiden regelmatig tot discussie met de fiscus, ook al omdat de boekhoudkundige criteria minder strikt zijn. Loutere vermoedens volstaan in elk geval niet.

Schuldenaar met betalingsachterstand: fiscus is soepel over waardevermindering

Maar de fiscus laat nu verstaan dat de huidige omstandigheden – en met name de economische gevolgen van de maatregelen om het coronavirus in te dammen – méér zijn dan een “louter algemeen risico” en dus aanleiding kunnen geven tot een fiscaal aanvaardbare waardevermindering voor waarschijnlijke verliezen op schuldvorderingen.

Meer bepaald vindt de fiscus dat de coronacrisis “de vrijstelling rechtvaardigt van waardeverminderingen op handelsvorderingen op ondernemingen die een achterstand hebben bij de betaling van die vorderingen als rechtstreeks of onrechtstreeks gevolg van de maatregelen die door de federale regering werden genomen”. Met andere woorden: een betalingsachterstand vanwege een schuldenaar uit een getroffen bedrijfstak volstaat al voor de aftrek van een waardevermindering wegens waarschijnlijke verliezen. Een attest van de curator of een andere formaliteit lijkt in elk geval niet meer nodig.

De fiscus voegt er nog wel aan toe dat men niet zomaar ongedifferentieerd op alle schuldvorderingen een waardevermindering kan toepassen. Het geval van elke schuldenaar moet apart bekeken worden. Maar er mag dus “enige soepelheid worden toegepast bij de beoordeling van de inningsmoeilijkheden bij de vennootschap-schuldenares waarvan de omzet aanzienlijk is afgenomen door de beperkende maat¬regelen die werden opgelegd door de federale regering”.

De gebruikelijke formaliteiten blijven wel. Belastingplichtigen die een waardevermindering in rekening willen brengen, zijn nog steeds verplicht dat toe te lichten in een opgave 204.3.

Bron: Circulaire nr. 2020/C/45 van 23 maart 2020