Elektrische auto met totaalpakket aan diensten wordt fiscaal ingewikkelde zaak

11/05/20

15/08/2016 - Aan het gebruik van een elektrische auto zijn diverse fiscale voordelen verbonden. Maar die voordelen kan men niet zomaar doortrekken naar bijkomende diensten die deel uitmaken van een totaalpakket rond elektrische en alternatieve mobiliteit, ook al zijn die vaak onontkoombaar om elektrische auto’s praktisch bruikbaar te maken. Elk onderdeel van dat pakket volgt zijn eigen fiscale regime, zo blijkt uit een pas gepubliceerde ruling.

Elektrische auto’s kampen nog met praktische problemen voornamelijk als gevolg van hun beperkte actieradius. Oplaadpalen zowel op het werk als thuis zijn dus bijna een must. En voor een vakantie, als grotere afstanden afgelegd moeten worden, komt men er bijna niet onderuit om tijdelijk een klassieke auto met verbrandingsmotor te gebruiken. Ook de trein is soms een handiger alternatief. Een leasingmaatschappij biedt daarom al die mogelijkheden aan in een totaalpakket. De elektrische auto (of hybride auto) wordt geleased op de klassieke manier, maar in de leaseprijs zijn nog een reeks bijkomende diensten begrepen: plaatsing van een oplaadpunt zowel op het werk als thuis bij de werknemer of bedrijfsleider, beschikbaarheid van een gewone auto tijdens de vakantie, mogelijkheid om treintickets te bestellen evenals parkeertickets bij het station, en gebruik van een bedrijfsfiets.

Ook al gaat het om bijkomende diensten bij het leasen van een elektrische (of hybride) auto, toch volgt elk van die opties zijn eigen fiscaal regime. De vraag naar de fiscale behandeling van een dergelijk totaalpakket levert dus tegelijk ook een mooi overzicht op van de fiscaliteit van mobiliteit voor zowel werkgever als werknemer.

Werkgever: 120% aftrek maar niet altijd

Het goede nieuws eerst. Kosten voor elektrische auto’s – ook leasingwagens – zijn voor 120% aftrekbaar in hoofde van de werkgever. Die kan dus zijn belastbare winst verminderen met een bedrag dat hoger is dan de effectieve kosten. Dezelfde regel geldt voor de installatie van een oplaadpunt, zelfs thuis bij de werknemer of bedrijfsleider. Maar er zijn uitzonderingen. Financieringskosten worden apart bekeken en zijn “slechts” 100% aftrekbaar. En de elektriciteit wordt gelijkgesteld met brandstof en is dus slechts voor 75% aftrekbaar. Bovendien wordt het bedrag van de kosten dat overeenstemt met het voordeel van alle aard, niet als een autokost maar als loon beschouwd. Ten belope van dat bedrag zijn de kosten voor de elektrische auto dus ook “maar” voor 100% aftrekbaar. Bovendien geldt de regel dat 17% van het voordeel van alle aard een verworpen uitgave is, evengoed voor elektrische auto’s.

Kosten voor een bedrijfsfiets – ook een geleasede fiets – mogen in principe eveneens afgetrokken worden aan 120% (tenzij bij occasionele huur en met uitzondering van financieringskosten). De werknemer moet de fiets dan wel gebruiken voor het woon-werkverkeer. Anders is het aftrekpercentage doorgaans 100%.

Treintickets zijn in principe ook volledig aftrekbaar, niet alleen voor beroeps- maar ook voor privéverplaatsingen. In dat laatste geval gaat het om immers om een loonkost als er een voordeel van alle aard aangegeven wordt.

Werknemer: extra voordeel van alle aard tijdens vakantie

De werknemer of bedrijfsleider die de auto gebruikt, wordt belast op een voordeel van alle aard volgens de gewone regels. Voor een elektrische auto is dat voordeel van alle aard relatief laag dankzij de lage uitstoot. Maar voor de auto met verbrandingsmotor die hij tijdens de vakantie ter beschikking gesteld krijgt, moet een apart (dus bijkomend) voordeel van alle aard berekend worden in verhouding tot het aantal dagen waarop hij de wagen ter beschikking heeft. En een vakantie is geen reden om het voordeel van alle aard voor de elektrische auto pro rata temporis te verminderen. Positief is dan weer dat de oplaadpaal geen extra voordeel van alle aard oplevert, evenmin als de “getankte” elektriciteit, zelfs thuis. Dat is logisch, want voor een klassieke auto is de brandstof ook begrepen in het voordeel van alle aard.

Eventueel is er ook sprake van een belastbaar voordeel van alle aard voor trein- en parkeertickets die verband houden met pure privéverplaatsingen en voor het occasionele gebruik van een fiets die niet ook gebruikt wordt om naar het werk te rijden. Al de rest is vrijgesteld van belasting (behalve woon-werkverkeer met de trein voor een bedrijfsleider en voor werknemers die hun werkelijke kosten bewijzen).
 

Bron: Voorafgaande beslissing nr. 2016.174 van 24 mei 2016