"tax shift" zorgt voor lagere personenbelasting

11/05/20

24/02/2016 - Voor particulieren is er heel wat nieuws te signaleren in het nieuwe jaar. Op 1 januari 2016 is namelijk de eerste fase van de fameuze “tax shift” in werking getreden. Die houdt in dat de belastingdruk verschoven wordt van beroepsinkomsten naar andere bronnen. Het gevolg is dus een lagere personenbelasting maar onder meer een hogere roerende voorheffing. En er zijn nog tal van andere nieuwigheden te signaleren. Een overzicht.

Meer inkomen belast in laagste schijven

Vanaf 1 januari 2016 betaalt zowat iedereen minder personenbelasting. De belastingverlaging gebeurt echter in stappen. In een eerste fase wordt de inkomensschijf waarop het laagste tarief (25%) van toepassing is, naar boven toe uitgebreid. Een deel van het inkomen dat tot nu toe aan 30% belast werd, wordt dus voortaan belast aan 25%. Dat deel beloopt (geïndexeerd) meer dan 2.000 euro, wat de totale belasting verlaagt met goed 100 euro (30 - 25 = 5% van 2.000).

Vanaf volgend jaar (inkomstenjaar 2017, aanslagjaar 2018) verdwijnt het tarief van 30% zelfs helemaal. Daardoor loopt de totale belastingverlaging al op tot bijna 200 euro per jaar. Dezelfde oefening wordt bovendien gemaakt met de tariefschijf van 40%, die in twee stappen (aanslagjaar 2019 en 2020) uitgebreid wordt naar boven toe. Voor de belastingplichtige levert dat een winst op van nog eens ongeveer 60 euro.

Belastingvrije som

Opmerkelijk is dat de oude tariefschijven nog bewaard blijven voor de berekening van het effect van de belastingvrije som. Als die hoger uitvalt dan het minimum (bijvoorbeeld wegens kinderen ten laste) komt men algauw in een situatie terecht waarin de belastingvrije som de tariefschijven van 25% en soms zelfs nog 40% “opslorpt”. Als de impact van de belastingvrije som (het effectieve bedrag dat in mindering komt van de basisbelasting) berekend zou worden volgens de nieuwe tariefschalen, zou die impact kleiner uitvallen. Dat kan het effect van de belastingverlaging (meer dan) teniet doen. Daarom is ervoor gekozen om voor die berekening de nieuwe tariefschalen niet te gebruiken vanaf aanslagjaar 2019.

In een latere fase wordt ook de belastingvrije som zelf opgetrokken. Momenteel bestaat er nog een verhoogde belastingvrije som voor de laagste inkomens. Die inkomensgrens wordt vanaf aanslagjaar 2019 fors opgetrokken, en vanaf aanslagjaar 2010 krijgt iedereen het hoogste bedrag. Dat wordt op zich dan ook nog eens verhoogd (van 4260 naar 4785 euro, nog te indexeren), zij het alleen voor werkenden.

Beroepskostenforfait

Een beproefd recept is ten slotte de verhoging van de forfaitaire aftrek voor beroepskosten. Zowel de percentages als het maximumbedrag worden opgetrokken in twee fasen (aanslagjaar 2017 en 2019). Vooral voor lage inkomens levert dat op termijn een belastingbesparing op van verschillende honderden euro. De verhoging van het forfait geldt echter alleen voor werknemers.

Compensaties

De filosofie achter een “tax shift” houdt in dat de belastingverlaging voor arbeidsinkomens elders gecompenseerd wordt door nieuwe belastingen of belastingverhogingen. Die “compensaties” liggen in essentie op vier vlakken:

- Enkele kleine BTW-verhogingen zoals voor plastische chirurgie en elektriciteit (zie ons artikel “Wat is er nieuw op het gebied van BTW op 1 januari 2016?”)

- Een nieuwe “speculatiebelasting” op meerwaarden op aandelen

- Een verstrengde kaaimantaks
 

- Een hogere roerende voorheffing

De nieuwe “speculatiebelasting” wordt geheven op meerwaarden op beursgenoteerde aandelen of op aandelen gebaseerde instrumenten (opties, warrants...) die niet belast worden als een beroepsinkomen. Als de aandelen zes maanden na de aankoop doorverkocht worden, wordt de nieuwe speculatiebelasting geheven. Het tarief bedraagt 33% van de meerwaarde na aftrek van kosten. De belasting is van toepassing op aandelen die vanaf 1 januari 2016 gekocht zijn.

De “kaaimantaks”, de doorkijkbelasting op inkomsten van buitenlandse constructies in hoofde van de oprichters of begunstigden (zie ons artikel “Met Kaaimantaks kijkt fiscus door buitenlandse constructies heen”), krijgt met terugwerkende kracht een ruimer toepassingsgebied. Het is onder meer de bedoeling om ook constructies te treffen die op zich niet onder de kaaimantaks vallen maar eigenlijk opgezet zijn om aan de belasting te ontsnappen. Ook enkele Luxemburgse constructies komen nu in het vizier.

Het tarief van de roerende voorheffing stijgt van 25% tot 27%. Bovendien wordt er gesnoeid in het aantal uitzonderingen. Zo worden inkomsten van vastgoedbevaks en volksleningen nu belast aan het gewone tarief. Er blijven maar vier gevallen over waarin nog verlaagde tarieven toegepast worden in de roerende voorheffing: voor de rente op spaarboekjes, voor zogenaamde Leterme-staatsbons, voor auteursrechten, en voor dividenden van KMO's die te maken hebben met kapitaalverhogingen sinds midden 2013 (het zogenaamde VVPRbis-stelsel).

Loonbonus, maaltijdcheques, SWT, pensioensparen

Naast de wet die de “tax shift” doorvoert, zijn er op het einde van het jaar traditioneel nog enkele andere wetten gepubliceerd met een allegaartje aan maatregelen. Voor de volledigheid lijsten we ook die maatregelen nog op, voor zover ze de personenbelasting betreffen:

- De vrijstelling voor niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen (de zogenaamde loonbonus) wordt verhoogd. Tot 2.755 euro per jaar (in plaats van 2.695 euro) van een bonus is voortaan vrijgesteld.

- (Belastingvrije) maaltijdcheques mogen voortaan een waarde hebben van 8 euro (in plaats van 7 euro). Het bedrag dat aftrekbaar is voor de werkgever, stijgt mee van 1 tot 2 euro per cheque.

- Er is een nieuwe vrijstelling voor wie in een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag zit (SWT, wat vroeger brugpensioen genoemd werd). Wie vanaf 1 januari 2016 bij een andere werkgever (of als zelfstandige) opnieuw aan de slag gaat, betaalt geen belasting meer op de bedrijfstoeslag (die gewoon doorbetaald wordt als men nieuw werk vindt) en de aanvullende vergoeding.

- De belastingvermindering voor vervangingsinkomsten wordt anders berekend, om te vermijden dat de genoemde nieuwe vrijstelling voor SWT aanleiding geeft tot een dubbel fiscaal voordeel.

- Ook betalingen in een ander land van de EER komen in aanmerking voor de belastingvermindering voor pensioensparen. Er moet eerst nog wel een model van attest vastgelegd worden waarmee de buitenlandse instelling kan bevestigen dat aan de Belgische voorwaarden voldaan is.

- Nieuw op 1 januari is ook dat het belastingkrediet voor lage lonen verder stijgt tot 28,03% (van de sociale werkbonus), maar dat is het gevolg van een vroegere wet.

Woonbonus

Ten slotte vermelden we nog dat het toepassingsgebied van de Vlaamse woonbonus vanaf 1 januari 2016 uitgebreid wordt om de andere stelsels van woningfiscaliteit te kunnen vervangen (zie ons artikel “Hele woningfiscaliteit wordt geïntegreerd in woonbonus”).

Voor de maatregelen uit de “tax shift” die ten goede komen aan vennootschappen: zie ons artikel “Wat is er nieuw op 1 januari 2016 voor vennootschappen?”.