Nieuwe regels voor BTW-herzieningen
10/02/2020 - Sinds 1 januari 2019 kan men ervoor kiezen om onroerende verhuur aan BTW te onderwerpen. Dat bracht tevens grote wijzigingen aan de BTW-herzieningsregels met zich mee. Maar op het uitvoeringsbesluit was het wachten tot midden 2019. En de uitvoerige circulaire over de nieuwe regels is pas nu verschenen. De fiscus heeft maar liefst 27 blz. nodig om de regeling uit de doeken te doen. We geven een overzicht van de belangrijkste nieuwigheden.
BTW-aftrek voor een bedrijfsmiddel (een investeringsgoed zoals een machine, een auto, een gebouw…) hangt af van de bestemming die dat bedrijfsmiddel krijgt. Als het gebruikt wordt voor een activiteit die recht geeft op 100% aftrek, mag de BTW op de aankoop onmiddellijk volledig afgetrokken worden. Maar als de bestemming later gewijzigd wordt, moet de oorspronkelijk verrichte aftrek “herzien” worden. Stel dat het bedrijfsmiddel na 10 jaar ingezet wordt voor een vrijgestelde activiteit, die geen recht geeft op BTW-aftrek. Dan is er in het begin eigenlijk te veel BTW afgetrokken. En dat moet dan rechtgezet worden. In de veronderstelling dat de 15-jarige herzieningstermijn van toepassing is, moet in ons voorbeeld 5/15 van de initiële aftrek teruggestort worden aan de Schatkist. In het omgekeerde geval – overstap van een vrijgestelde naar een belaste activiteit – is er initieel eigenlijk te weinig BTW afgetrokken en komt de herziening erop neer dat de BTW-plichtige geld kan terugkrijgen van de fiscus.
Aanleiding voor nieuwe regels: optie voor onroerende verhuur met BTW
Die regels hebben extra praktisch belang gekregen doordat nu de mogelijkheid bestaat om gebouwen te verhuren met BTW (zie o.m. ons artikel “Onroerende verhuur met BTW: fiscus geeft nuttige verduidelijkingen”). Vroeger was onroerende verhuur in principe altijd een vrijgestelde activiteit, die geen recht gaf op BTW-aftrek. Nu is BTW-aftrek, onder het optionele stelsel, dus wel mogelijk. Speciaal voor het nieuwe regime voor verhuur met BTW, is bovendien een nieuwe 25-jarige herzieningstermijn in het leven geroepen. Die komt bovenop de bestaande herzieningstermijnen van 5 en 15 jaar (voor respectievelijk roerende en onroerende bedrijfsmiddelen).
Nieuw beginpunt voor herzieningstermijn
Maar de wijzigingen aan de regels voor de herzieningen betreffen niet alleen onroerende verhuur. Ook voor andere bedrijfsmiddelen zijn er nieuwigheden. De belangrijkste betreft het moment waarop de herzieningstermijn aanvangt. De termijn begint voortaan te lopen op 1 januari van het jaar waarin het bedrijfsmiddel in gebruik is genomen. Vroeger werd uitgegaan van het jaar waarin het recht op BTW-aftrek ontstond.
De nieuwe regel is echter alleen van toepassing op nieuwe bedrijfsmiddelen. Concreet: op bedrijfsmiddelen waarvoor het recht op BTW-aftrek ontstaan is vanaf 1 januari 2019. Als het recht op aftrek al ontstaan is in 2018 of eerder, verandert er niets en blijft de herzieningstermijn bepaald worden volgens de oude regels.
Nieuwe termijn van 25 jaar
Tot zover de algemeen geldende wijzigingen. Maar de hoofdbrok van het nieuws betreft de nieuwe optie om onroerende verhuur aan BTW te onderwerpen. Speciaal daarvoor is, zoals gezegd, een nieuwe herzieningstermijn van 25 jaar geïntroduceerd.
Als overgeschakeld wordt van vrijgestelde verhuur op het nieuwe keuzestelsel, wordt de lopende 15-jarige herzieningstermijn automatisch verlengd tot 25 jaar. Maar dan alleen op voorwaarde dat de oorspronkelijke termijn van 15 jaar nog niet verstreken is. In de omgekeerde richting is er géén wijziging: de termijn wordt niet plots ingekort omdat men overschakelt van belaste op vrijgestelde verhuur.
Bij een verlenging van de herzieningstermijn geldt de bijzondere regel dat alleen nog herziening mogelijk is voor het deel van de BTW dat onder de oorspronkelijke termijn nog voor herziening vatbaar was. Dus als na 14 jaar gekozen wordt voor verhuur met BTW of omgekeerd, is nog slechts 1/15 voor herziening vatbaar, niet 11/25. Het is maar één voorbeeld van de vele complicaties in de nieuwe regeling.