Afschaffing afzonderlijke aanslag van 5% als een vennootschap een te lage bezoldiging betaalt

07/05/20

18/04/2019 - Vrij onverwacht is in de Kamer een wetsvoorstel goedgekeurd dat komaf maakt met de afzonderlijke aanslag van 5% die sinds de hervorming van de vennootschapsbelasting opgelegd wordt als een vennootschap geen 45.000 euro uitbetaalt aan haar bedrijfsleider. De afschaffing van de bijzondere heffing gebeurt met terugwerkende kracht.

De eind 2017 doorgevoerde hervorming van de vennootschapsbelasting bevatte, naast een algemene tariefverlaging, ook een reeks “compenserende maatregelen” die de hele operatie budgetneutraal moesten houden. Er bestond voordien al een “minimumbezoldiging” voor bedrijfsleiders. Vennootschappen die niet minstens 36.000 euro aan bezoldigingen uitkeerden aan ten minste één van hun bedrijfsleiders, verloren het recht op het verlaagd tarief. Die maatregel werd ter gelegenheid van de hervorming op twee punten aangescherpt. Ten eerste werd het drempelbedrag van 36.000 euro opgetrokken tot 45.000.
En daarbovenop kwam er een tweede sanctie voor vennootschappen die te weinig uitbetaalden. Het niet-respecteren van de 45.000 euro-regel bracht niet alleen meer het verlies van het verlaagd tarief met zich mee (momenteel 20% i.p.v. 29%), maar ook een nieuwe aanslag van 5% op het “tekort” aan bedrijfsleidersbezoldigingen.

Dubbele sanctie

Dus als een vennootschap 25.000 euro bezoldiging uitbetaalde aan haar bedrijfsleider, kon ze geen gebruik maken van het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting én moest ze een afzonderlijke aanslag van 1.000 euro betalen (5% van 45.000 – 25.000).

Die maatregel was bedoeld om “vervennootschappelijking” tegen te gaan.
Dat is het fenomeen dat vennootschappen alleen om fiscale redenen opgericht worden, om gebruik te maken van het lagere tarief in de vennootschapsbelasting in vergelijking met de personenbelasting. Bovendien werd de maatregel verzacht voor vennootschappen met een laag belastbaar inkomen. De bezoldiging moest minstens gelijk zijn aan het belastbaar inkomen. De “volle” 45.000 euro aan bezoldigingen moest dus pas uitbetaald worden bij een belastbaar resultaat van meer dan 90.000 euro.

Maar dat nam niet weg dat de afzonderlijke aanslag van 5% gezien werd als een maatregel die vooral KMO’s bijzonder hard trof. Vandaar dat er in de Kamer brede steun gevonden kon worden voor een voorstel om de aanslag af te schaffen.

Retroactief

Die afschaffing gebeurt bovendien met terugwerkende kracht. De afzonderlijke aanslag moet dus geacht worden nooit bestaan te hebben. Normaal moest de maatregel voor het eerst toegepast worden voor aanslagjaar 2019 (als het boekjaar aanving op 1 januari 2018 of later). Maar dat gaat dus niet door.

Die afschaffing gebeurt bovendien met terugwerkende kracht. De afzonderlijke aanslag moet dus geacht worden nooit bestaan te hebben. Normaal moest de maatregel voor het eerst toegepast worden voor aanslagjaar 2019 (als het boekjaar aanving op 1 januari 2018 of later). Maar dat gaat dus niet door.

Wel nog verlies verlaagd tarief

Let wel: de drempel van 45.000 euro blijft op zich nog bestaan. De “andere sanctie” blijft namelijk gehandhaafd: het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting gaat nog altijd verloren als geen 45.000 euro betaald wordt aan minstens één bedrijfsleider (of lager bij een laag belastbaar resultaat). Die regeling staat in artikel 215 van het Wetboek, niet artikel 219quinquies, en daar verandert voorlopig dus niets aan.

Bron: wet “tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, houdende opheffing van de sanctie wegens het niet-voldoen aan de voorwaarde betreffende het bedrag van de bezoldiging van de bedrijfsleider”, Kamer, doc. 2920; Wetvoorstel "tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, houdende opheffing van de sanctie wegens het niet-voldoen aan de voorwaarde betreffende het bedrag van de bezoldiging van de bedrijfsleider", Kamer, doc. 2920/005.