Vrijstelling sociaal passief: verspreiding over 5 jaar

07/05/20

04/02/2019 - Het was de bedoeling dat de meerkost voor de werkgever als gevolg van het eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden, deels opgevangen zou kunnen worden door een belastingvoordeel: een (tijdelijke) vrijstelling ten belope van
3 weeklonen per werknemer die er al vijf jaar anciënniteit onder het nieuwe stelsel opzitten heeft. Maar nu wordt die maatregel afgezwakt. De vrijstelling moet immers gespreid worden in de tijd.

In 2014 werd het eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden ingevoerd.
Een gevolg daarvan was ondermeer dat arbeiders recht hebben op een hogere ontslagvergoeding na vijf jaar anciënniteit. Dat betekent evident een meerkost voor de werkgever. Om die meerkost gedeeltelijk te compenseren, kwam er een nieuwe fiscale maatregel: de zogenaamde vrijstelling voor sociaal passief.

Elk jaar kan, voor elke werknemer met meer dan vijf jaar anciënniteit, een bedrag vrijgesteld worden ten belope van drie weken bezoldiging (één week vanaf 21 jaar anciënniteit), met als maximum een maandloon van 2.600 euro. Dat kan overigens ook als er géén meerkost is ten gevolge van het eenheidsstatuut.

De vrijstelling kan voor het eerst toegepast worden voor aanslagjaar 2020 (boekjaar 2019). Dat is immers het eerste jaar dat de hogere ontslagkost speelt (na vijf jaar onder het nieuwe regime).

Tijdens de begrotingsopmaak in de zomer van 2018 vond de regering echter dat die belastingmaatregel te zeer op de inkomsten van de Schatkist zou drukken. Daarom is beslist om de vrijstelling te spreiden in de tijd. Om precies te zijn: de vrijstelling moet gespreid worden over vijf jaar.

20% van oorspronkelijk geplande vrijstelling

Dat betekent dat de werkgever in boekjaar 2020 slechts 20% (1/5) mag toepassen van de oorspronkelijk geplande vrijstelling. In 2021 mag hij de volgende “schijf” van 20% vrijstellen voor dezelfde werknemer en zo verder tot in 2024 de laatste “schijf” van 20% aan de beurt is. In 2021 mag wel al de eerste 20% van de vrijstelling voor dat jaar toegepast worden, bovenop de uitgestelde “tweede schijf” van 2020 (merk op: als het loon evolueert, zijn die beide schijven niet gelijk aan elkaar). En in 2022 volgt dan de eerste schijf voor dat jaar, bovenop de tweede schijf van 2021 en de derde schijf van 2020. Enzovoort.

Voorbeeld: een werknemer die al sinds 2010 voor de betrokken werkgever werkt, verdient bruto 3.000 euro per maand (overuren tellen mee, maar vakantiegeld, eindejaarspremies of bonussen niet). Op 1 januari 2019 begint hij dus zijn zesde dienstjaar onder het eenheidsstatuut.
Het in aanmerking te nemen maandloon is dan 1830 euro (100% van de eerste schijf van 1500 en 30% van de schijf tussen 1500 en 2600). Het maandloon omrekenen naar een weekloon gebeurt aan de hand van de coëfficiënt 3/13. Die uitkomst moet dan nog met 3 vermenigvuldigd worden (want tot het 20ste dienstjaar komt 3 weken loon in aanmerking). Dat geeft een basisvrijstelling van 1267 euro per jaar. Daarvan is het eerste jaar 20% effectief vrijgesteld. Voor de eenvoud veronderstellen we dat het loon niet evolueert en dat de werknemer in dienst blijft. Vrijstelling in 2019: 253,4 (m.b.t. 2019)

Vrijstelling in 2020: 253,4 (m.b.t. 2019) + 253,4 (m.b.t. 2020) = 506,8

Vrijstelling in 2021: 253,4 (m.b.t. 2019) + 253,4 (m.b.t. 2020) + 253,4
(m.b.t. 2021) = 760,2

Vrijstelling in 2022: 253,4 (m.b.t. 2019) + 253,4 (m.b.t. 2020) + 253,4
(m.b.t. 2021) + 253,4 (m.b.t. 2022) = 1013,6

Vrijstelling in 2023: 253,4 (m.b.t. 2019) + 253,4 (m.b.t. 2020) + 253,4
(m.b.t. 2021) + 253,4 (m.b.t. 2022) + 253,4 (m.b.t. 2023) = 1267,0

Vrijstelling in 2024: 253,4 (m.b.t. 2020) + 253,4 (m.b.t. 2021) + 253,4
(m.b.t. 2022) + 253,4 (m.b.t. 2023) + 253,4 (m.b.t. 2024) = 1267,0

Niet alleen vennootschappen maar ook natuurlijke personen met werknemers kunnen de vrijstelling toepassen.

Uitstel van belasting
 

Als de werknemer de onderneming verlaat, moet de vrijstelling teruggenomen worden. Het totaalbedrag dat vrijgesteld werd tijdens de voorbije jaren, moet dan toegevoegd worden aan het belastbaar resultaat. Eigenlijk gaat het dus niet om een vrijstelling maar om uitstel van belasting. Een uitstel dat bovendien heel wat rekenwerk vergt, aangezien het vrijgestelde bedrag in principe verschillend kan zijn voor elke werknemer.

Bron: artikel 2-3 van de Wet houdende fiscale, fraudebestrijdende, financiële alsook diverse bepalingen