Werknemer die bedrijfswagen opgeeft, krijgt gelijkwaardige mobiliteitsvergoeding
06/07/2018 - Een firmawagen geniet in ons land een aantrekkelijk fiscaal statuut. Daaraan kan niet zomaar getornd worden, want dat zou voor de betrokkenen neerkomen op een aanzienlijke belastingverhoging. Maar door in wezen hetzelfde fiscale statuut toe te kennen aan de zogenaamde mobiliteitsvergoeding, hoopt de regering een aantal werknemers ertoe te bewegen hun auto van de zaak in te leveren en op die manier de files een klein beetje te verminderen.
Een werknemer (geen bedrijfsleider) die al enige tijd een bedrijfswagen heeft, kan er nu voor kiezen om die auto op te geven en in ruil een “mobiliteitsvergoeding” te ontvangen van zijn werkgever. Die vergoeding heeft een equivalente waarde als de auto die ze vervangt, komt met andere woorden ongeveer overeen met het vroegere leasingbudget van de werknemer.
Auto weg, vergoeding in de plaats
“Ongeveer” is wel het sleutelwoord in die zin, want voor de eenvoud wordt de vergoeding forfaitair berekend. Er wordt alleen rekening gehouden met de cataloguswaarde van de ingeleverde auto en het feit of de werkgever al dan niet de brandstofkosten voor zijn rekening nam. Als dat laatste het geval was, wordt de jaarlijkse mobiliteitsvergoeding berekend aan de hand van de volgende formule: 24 % × 6/7 × cataloguswaarde. Als de werkgever de brandstof niet betaalde, ziet de formule er als volgt uit:
20 % × 6/7 × cataloguswaarde. De “cataloguswaarde” is de nieuwprijs zonder korting. De “eigen bijdrage” die de werknemer zelf betaalde (in de laatste maand dat hij de auto gebruikte) wordt nog afgetrokken van het eindresultaat van de berekening.
Het fiscale regime van die vergoeding is helemaal afgestemd op dat van de bedrijfswagen zelf. Het belastbare voordeel wordt namelijk forfaitair bepaald op basis van dezelfde formule. Het enige verschil is dat geen rekening gehouden wordt met de CO2-uitstoot (of juister: er wordt uitgegaan van dezelfde CO2-factor voor iedereen). De formule is: 4 % × 6/7 × cataloguswaarde.
De werknemer wordt dus niet belast op het volledige bedrag van de mobiliteitsvergoeding maar alleen op het bedrag dat resulteert uit die formule. Voorbeeld: een werknemer die een auto inlevert met een nieuwwaarde van 49.000 euro (opties inbegrepen), krijgt in de plaats een mobiliteitsvergoeding van 10.080 euro. Hij betaalt echter slechts belasting op een bedrag van 1.680 euro per jaar.
Zelfde fiscaal regime als voor auto, zowel bij werknemer als werkgever
Net als voor het voordeel van alle aard voor het gratis gebruik van een auto bedraagt het belastbare voordeel minimaal 1310 euro. En als de werknemer zijn werkelijke beroepskosten bewijst en zijn kilometers fiscaal in rekening brengt, kan hij ten hoogste het bedrag van het belastbare voordeel inbrengen. Ook in dat opzicht is het nieuwe stelsel volledig gespiegeld aan het bestaande stelsel voor bedrijfswagens. Nieuw is wel dat het regime van de mobiliteitsvergoeding niet gecombineerd kan worden met een van de fiscale voordelen voor woon-werkverkeer, zoals de vrijstelling voor een treinabonnement of een fietsvergoeding.
Ook in hoofde van de werkgever is de fiscale behandeling identiek. Voor de werkgever is de mobiliteitsvergoeding slechts beperkt aftrekbaar, net zoals een autokost. Het aftrekpercentage is uniform 75%. Als de ingeleverde auto recht gaf op een hogere aftrek (wegens een lage uitstoot), mag wel tijdelijk een hoger aftrekpercentage toegepast worden op de mobiliteitsvergoeding.
Een andere gelijkenis met het regime voor een bedrijfswagen is dat de werkgever een bepaald percentage van het “voordeel” in verworpen uitgaven moet opnemen: 40% als hij samen met de ingeleverde auto ook een tankkaart ter beschikking stelde, 17% in de andere gevallen.
Vrije keuze
Beide partijen – werknemer en werkgever – zijn volledig vrij om gebruik te maken van het systeem. Een werkgever mag dus weigeren in te gaan op de vraag van zijn werknemer. Hij kan ook voorwaarden koppelen aan zijn aanbod.
Enkele voorwaarden gelden echter voor iedereen. Zo moet de werknemer al enige tijd over een bedrijfswagen beschikken. Tijdens de laatste 3 jaar moet hij er minstens 12 maanden lang een gehad hebben, waarvan minstens 3 maanden tot vlak vóór het moment van de aanvraag van de mobiliteitsvergoeding. Die periode loopt wel door bij een nieuwe werkgever.
Het is dus mogelijk om bij een nieuwe werkgever onmiddellijk in te stappen in het systeem als de werknemer bij zijn vorige werkgever al lang genoeg een bedrijfswagen had.
En nadien geldt hetzelfde principe: wie al een mobiliteitsvergoeding heeft, kan die gewoon blijven ontvangen bij een eventuele nieuwe werkgever
(als die daarmee instemt). Zolang de werknemer geen nieuwe auto ter beschikking gesteld krijgt (ook niet occasioneel!), blijft de vergoeding gewoon doorlopen.
Interessante optie?
De regering geeft overigens zelf toe dat het systeem niet zo interessant is voor werknemers die erg gehecht zijn aan hun auto. Als particulier zal het immers moeilijk zijn om een gelijkwaardige auto te bekostigen met hetzelfde budget. Een particulier krijgt immers geen fleetkortingen en kan geen fiscale aftrekken toepassen. Maar wie toch al overwoog om van de auto over te stappen op andere transportmiddelen, doet met dit systeem een goede zaak.
Het komt erop aan goed te rekenen, want omdat zowel de vergoeding als de belasting forfaitair berekend worde, zal de afweging voor iedereen anders zijn. Zo is het relatief voordeliger om een auto met een hoge CO2-uitstoot in te ruilen, want dan kan de werkgever relatief méér aftrekken (75% van de vergoeding i.p.v. 50 of 60% van de autokost) en wordt de werknemer belast op een lager voordeel van alle aard (de minimale CO2-factor 4% is voor iedereen van toepassing, voor het voordeel m.b.t. een auto kan die daarentegen oplopen tot 18%).
Merk tot slot op dat de mobiliteitsvergoeding niet verward mag worden met het “mobiliteitsbudget”. Dat zou binnenkort ook een eigen fiscaal statuut krijgen op basis van vergelijkbare principes maar zou meer flexibiliteit bieden.
Zo zou het mogelijk zijn over te stappen naar een goedkopere firmawagen met een vergoeding erbovenop.
Het stelsel van de mobiliteitsvergoeding kan toegepast worden vanaf 1 januari 2018.
Bron: Wet van 30 maart 2018, Staatsblad van 7 mei 2018