'Definitief' standpunt van Vlabel over de maatschap

11/05/20

28/04/2017 - Op 26 april jl. heeft Vlabel een “definitief” standpunt (nr. 15004) ingenomen over maatschappen die geldbeleggingen en/of een effectenportefeuille aanhouden en waarvan de deelbewijzen onder voorbehoud van vruchtgebruik voor een Nederlandse notaris worden geschonken. Hieronder treft u de visie van Vlabel.

Een burgerlijke maatschap heeft geen rechtspersoonlijkheid en is fiscaal transparant. Wanneer er een overdracht van deelgerechtigdheden in een burgerlijke maatschap is, is er sprake van een overdracht van de achterliggende goederen die tot de maatschap behoren. De Vlaamse Belastingdienst beoordeelt de overdracht van deelgerechtigdheden in een burgerlijke maatschap in het kader van de registratie- en erfbelasting als een overdracht van de respectievelijke goederen die in de maatschap werden ingebracht waarbij de aard van die goederen de belastbaarheid bepaalt. Er kan slechts toepassing zijn van artikel 2.7.1.0.7 VCF als de achterliggende activa van de burgerlijke maatschap effecten of geldbeleggingen zijn.

Het moet bovendien gaan om effecten en geldbeleggingen die gesplitst zijn ingeschreven, voor het vruchtgebruik op naam van de erflater en voor de blote eigendom op naam van een derde. De Vlaamse Belastingdienst kijkt voor de toepassing van artikel 2.7.1.0.7 VCF :

• ofwel naar de materiële gesplitste inschrijving van de effecten of geldbeleggingen; 
• ofwel naar de juridische gesplitste inschrijving van de effecten of geldbeleggingen.

Voor de toepassing van art. 2.7.1.0.7 VCF blijkt de gesplitste inschrijving van een effectenportefeuille of geldbelegging die door een burgerlijke maatschap wordt aangehouden dus uit :

• ofwel de vermeldingen in het matenregister (materiële gesplitste inschrijving);
• ofwel de vermeldingen in de documenten zoals door de financiële instellingen bijgehouden (materiële gesplitste inschrijving);
• ofwel de zakenrechtelijke situatie van de effectenportefeuille of geldbeleggingen (juridische gesplitste inschrijving). Bijvoorbeeld: een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik hetzij van de effectenportefeuille, hetzij van de deelgerechtigdheden in de maatschap.

Indien de zakenrechtelijke situatie uit een schenking is ontstaan, moet er bewezen worden dat deze schenking onderworpen werd aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenking onder levenden, opdat artikel 2.7.1.0.7 VCF niet van toepassing zou zijn.

Indien de vruchtgebruiker met de aan hem uitgekeerde opbrengsten (in de zin van burgerlijke vruchten) van de effecten nieuwe effecten koopt, die eveneens gesplitst worden ingeschreven, dan is er sprake van een nieuwe gesplitste inschrijving die eveneens onder de toepassing valt van artikel 2.7.1.0.7 VCF. Hetzelfde geldt indien de opbrengsten van de effectenportefeuille niet worden uitgekeerd ingevolge een beslissing van de algemene vergadering, in die zin dat elke niet uitgekeerde opbrengst wordt beschouwd als een nieuwe gesplitste inschrijving.

De vervanging van de initiële effecten door andere met dezelfde waarde wordt niet als een nieuwe gesplitste inschrijving beschouwd. Het bewijs dat artikel 2.7.1.0.7 VCF niet van toepassing is, moet dus geleverd worden voor de initiële gesplitste inschrijving.

Dit standpunt geldt voor alle gesplitste inschrijvingen die gebeuren vanaf 1 juni 2017. Maatschappen waarvan de deelbewijzen onder voorbehoud van vruchtgebruik vóór deze datum werden/worden geschonken voor een Nederlandse notaris blijven dus buiten schot.