Aanslag geheime commissielonen bevat discriminatie

06/05/20

02/10/2019 - Een vennootschap die (bijv. aan haar bedrijfsleider) een voordeel verstrekt waarvoor ze geen fiches opmaakt, kan aan de aanslag geheime commissielonen ontsnappen als de genieter van het voordeel ondubbelzinnig geïdentificeerd wordt binnen 2,5 jaar. Maar wat als de genieter kort na het verstrijken van die termijn alsnog geïdentificeerd wordt en de fiscus hem toch nog kan belasten? Volgens het Grondwettelijk Hof zou het al dan niet respecteren van die termijn geen verschil mogen maken. Het is niet de bedoeling dat de afzonderlijke aanslag tot dubbele belasting leidt.

Een bedrijfsleider woont gratis in een appartement van zijn vennootschap. Fiscaal gezien maakt dat een zogenaamd voordeel van alle aard uit.
Een vennootschap die een dergelijk voordeel verleent, moet daar melding van maken op een fiscale fiche, zodat de fiscus de bedrijfsleider kan belasten op het voordeel. Doet de vennootschap dat niet, dan kan de fiscus een zogenaamde aanslag geheime commissielonen opleggen. Aan die bijzondere aanslag kan de vennootschap wel ontsnappen als de genieter van het voordeel “op ondubbelzinnige wijze werd geïdentificeerd” uiterlijk binnen 2 jaar en 6 maanden te rekenen vanaf het begin van het betreffende aanslagjaar (artikel 219, 7de lid WIB 1992).

In dit geval had de vennootschap effectief nagelaten om fiches op te maken voor aanslagjaar 2012. Maar het was pas bij een controle ter plaatse in augustus 2014 dat de fiscus vaststelde dat het appartement gebruikt werd door de bedrijfsleider, en dat er dus sprake was van een belastbaar voordeel. Inderhaast werd er nog een bericht van wijziging opgesteld, en de bedrijfsleider kreeg kort daarna een supplementaire aanslag in de bus met betrekking tot het voordeel van alle aard. Dat kon nog, want de driejarige aanslagtermijn voor aanslagjaar 2012 liep tot eind 2014. De aanslag in de personenbelasting werd op de valreep nog gevestigd op 17 december 2014.

Dubbele belasting: vennootschap én genieter

Maar daar bleef het niet bij. De termijn van tweeëneenhalf jaar voor een “ondubbelzinnige identificatie” van de genieter van het voordeel liep in dit geval maar tot 30 juni 2014. Die uitzondering op de toepassing van de aanslag geheime commissielonen was dus niet van toepassing. Volgens de letter van de wet was de bijzondere aanslag gewoon van toepassing. De fiscus legde dan ook een aanslag geheime commissielonen op aan de vennootschap. Zowel die laatste als de bedrijfsleider werden dus belast op het voordeel.

De vennootschap was daarmee niet gediend, en wierp op dat er eigenlijk sprake was van discriminatie. Als de genieter van het voordeel nog binnen de termijn geïdentificeerd wordt, blijft de aanslag geheime commissielonen achterwege. De fiscus heeft dan in principe nog de tijd om de genieter te belasten, zoals het eigenlijk hoort. Maar als de “ondubbelzinnige identificatie” van de belastingplichtige gebeurt net buiten de termijn van tweeëneenhalf jaar, heeft de vennootschap toch een aanslag aan haar been, zelfs al wordt de genieter van het voordeel toch nog belast.

Uiteindelijk werd de zaak voorgelegd aan het Grondwettelijk Hof. En dat geeft de vennootschap nu gelijk.

Aanslag compenseert verlies aan belasting

De bedoeling van de wetgever met de aanslag geheime commissielonen – zeker na de hervorming van eind 2014 – is dat de aanslag een “vergoedend karakter” heeft. Met andere woorden: de bijzondere aanslag moet compenseren dat de genieter van het voordeel geen (personen)belasting betaald heeft op het voordeel. Als die laatste belasting wel betaald is, is er niets te “vergoeden”, en heeft een aanslag geheime commissielonen geen zin. Of er nu een identificatie gebeurd is voor of na het einde van de termijn van tweeëneenhalf jaar, zou daarbij geen verschil mogen maken.

Kortom: gelet op de genoemde bedoeling van de wetgever is het volgens het Hof niet redelijk verantwoord dat de verstrekker van het voordeel aan een bijzondere aanslag wordt onderworpen in gevallen waarin de genieter ondubbelzinnig geïdentificeerd is en daarna nog belast kon worden op het voordeel. Anders zou er dubbele belasting zijn, en dan zou de aanslag geheime commissielonen méér zijn dan louter een compensatie voor een misgelopen belasting. In zijn huidige formulering schendt de wet dus het gelijkheidsbeginsel.

Het Hof gaat er verder niet concreet op in, maar het zou kunnen dat de genieter ook nog na het verstrijken van de gewone aanslagtermijn van drie jaar belast wordt. Er zijn immers verschillende buitengewone termijnen die de fiscus meer tijd geven, zoals de fraudetermijn van zeven jaar. Vermoedelijk moet de conclusie van dit arrest doorgetrokken worden naar die gevallen.

In een eerder arrest legde het Hof ook al de nadruk op de link tussen de aanslag geheime commissielonen en belasting van de genieter, maar dan in omgekeerde zin: toen kreeg de fiscus gelijk in een geval van dubbele
niet-belasting (zie ons artikel “Aanslag geheime commissielonen: Grondwettelijk Hof perkt ontsnappingsroute in”).

Bron: Arrest nr. 125/2019 van het Grondwettelijk Hof van 26 september 2019