Cassatie bevestigt dat kosten voor het vruchtgebruik van een appartement niet aftrekbaar zijn
31/07/2019 - Het Hof van Cassatie bevestigt dat kosten voor het vruchtgebruik van een appartement niet aftrekbaar zijn voor een (dokters)vennootschap als het duidelijk is dat die investering nooit kan renderen. Dan is niet voldaan aan de voorwaarde dat de kost gemaakt moet zijn om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden. De appartementen werden nochtans verhuurd.
Maar dat er belastbare (huur)inkomsten zijn, volstaat blijkbaar niet.
Een tandarts laat een nieuwbouw optrekken met op het gelijkvloers een tandartspraktijk, en drie appartementen op de eerste en tweede verdieping. Daarna verkoopt hij het vruchtgebruik van het complex aan zijn BVBA.
De blote eigendom behoudt hij zelf.
Alle kosten met betrekking tot de aankoop (o.m. afschrijvingen, interest, verzekering) worden door de BVBA in aftrek gebracht. Maar daar is de fiscus het niet mee eens. Er is geen discussie over de kosten die betrekking hebben op de praktijkruimte. Het pijnpunt is het kostenplaatje voor de appartementen.
Tandarts-BVBA koopt vruchtgebruik en trekt kosten af
De laatste tijd doet de rechtspraak vaak moeilijk over de aftrek van kosten met betrekking tot een appartement dat gratis ter beschikking wordt gesteld aan de bedrijfsleider. Volgens de fiscus (en vaak de rechtspraak) is er dan, wegens het privégebruik, geen sprake van een beroepskost en moet de aftrek dus verworpen worden. Maar deze zaak is anders. De drie appartementen worden namelijk verhuurd aan derden. Daarmee lijkt de centrale aftrekvoorwaarde uit artikel 49 WIB 1992 vervuld: de kost moet gemaakt zijn om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden. In dit geval is de kost dus gemaakt om huurinkomsten te behalen.
In eerste aanleg had de belastingplichtige nog gelijk gekregen op basis van dat argument. Maar het Hof van Beroep van Gent volgde de fiscus. Het argument van de fiscus was dat het verkrijgen van belastbare inkomsten niet volstaat. Die inkomsten moeten voldoende hoog zijn om effectief belastbaar te zijn.
De fiscus vond met andere woorden dat er sprake moet zijn van een winstgevende activiteit.
Verlies mag, maar winst moet doel zijn
Principieel was het hof van beroep het daarmee niet eens. Het feit dat er met verlies gewerkt wordt, belet op zich niet dat de kosten aftrekbaar zijn.
Toch trad het hof uiteindelijk de fiscus bij. Ook al wordt er misschien geen winst gemaakt, de bedoeling moet wel zijn om (ooit) winst te maken, aldus het hof. En in dit geval was die bedoeling er niet volgens het hof. De huur is gewoon niet hoog genoeg in verhouding tot de kosten. Over een periode van 20 jaar
(de duur van het vruchtgebruik) kan de aankoop onmogelijk uitmonden in een rendabele investering. Dat leidde het hof af uit de berekeningen van de fiscus.
Volgens het hof lijdt het dan ook geen twijfel dat de aankoop van het vruchtgebruik alleen bedoeld was om de winsten van de rendabele tandartspraktijk af te romen. Het doel van de kosten was dan ook niet het verkrijgen van belastbare inkomsten (zoals artikel 49 WIB 1992 vereist) maar alleen het fors verlagen van de belastbare grondslag in de vennootschapsbelasting, en het afwentelen op de vennootschap van kosten die de tandarts in zijn persoonlijke naam niet in aftrek had kunnen brengen (zoals de BTW, en de afschrijving op de grond, die immers begrepen zit in de prijs van het vruchtgebruik).
Cassatie bevestigt negatief arrest Hof van Beroep
Bij dat arrest konden toch wel vragen gesteld worden. Zo leek het in tegenspraak met de zogenaamde “midzomerarresten” die het Hof van Cassatie in 2015 geveld had. Toen had het Hof van Cassatie niet alleen geoordeeld dat een band met het maatschappelijk doel niet vereist is voor de aftrek van kosten, maar ook dat kosten van een verlieslatende operatie en kosten die gemaakt worden om belastingen te besparen, toch aftrekbaar kunnen zijn
(zie ons artikel “Toch aftrek voor kosten zonder verband met statutair doel”).
Het verwondert dan ook niet dat de tandarts het daarbij niet liet en zijn zaak tot voor het Hof van Cassatie bracht.
Maar zonder succes, zo blijkt nu. Het Hof van Cassatie overloopt de argumenten op die het hof van beroep aanhaalde, en stelt simpelweg dat het hof van beroep daaruit kon afleiden dat de kosten niet aftrekbaar zijn.
Met name oordeelde het hof van beroep – zoals het Hof van Cassatie het samenvat – dat een belastingplichtige als doel moet hebben winst te maken om kosten te mogen aftrekken, dat een winstoogmerk dus relevant is, dat uit de cijfers blijkt dat het doel om winst te maken in dit geval nooit bestaan kan hebben en dat enig rendement uitgesloten was, dat de BVBA een volledige externe financiering nodig had om het vruchtgebruik te kunnen kopen, dat de constructie enkel opgezet is in het persoonlijke belang van de zaakvoerder en dat die de kosten zelf niet in aftrek had kunnen brengen, en dat “het derhalve vaststaat dat de BVBA tegen haar persoonlijke belangen heeft gehandeld, uitsluitend in het voordeel van deze van haar zaakvoerder”.
Daaruit mocht het hof van beroep concluderen dat de kosten met betrekking tot het vruchtgebruik van de appartementen niet werden gemaakt om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden maar uitsluitend om de persoonlijke belangen van de zaakvoerder te dienen, en dus niet aftrekbaar zijn, aldus het Hof van Cassatie.
Voorzichtigheid blijft geboden
Principiële conclusies kan men uit dit arrest niet echt trekken, vermits het Hof van Cassatie er niet bij zegt welke van de opgesomde vaststellingen doorslaggevend zijn. Bovendien had het hof van beroep zelf de zaak niet als een principiële kwestie opgevat. Maar de trend van de negatieve rechtspraak van de laatste tijd wordt in elk geval bevestigd. Eind vorig jaar had het Hof van Cassatie ook al enigszins verrassend de aftrek verworpen van de kosten van een appartement aan de kust, waarbij het belangrijkste argument van de fiscus eveneens het gebrek aan winstgevendheid was (zie ons artikel “Cassatie weigert aftrek kosten voor appartement aan zee”). Eens te meer blijkt dus dat de zogenaamde “midzomerrarresten” van 2015 geen vrijbrief zijn voor een ongelimiteerde kostenaftrek.
Bron: arrest van het Hof van Cassatie van 21 juni 2019 (F.18.0130.N)