De eerbied van de fiscus voor het privéleven en het EHRM

11/05/20

20/12/2016 - De jongste jaren neemt de inmenging van de overheid in het privéleven toe. De fiscus kijkt mee over de schouders. Is onze facebook-account nog veilig? Zijn onze bankrekeningen nog discreet? Is er niet meer en vaker internationale gegevensuitwisseling? Waar is onze “privacy” naartoe?

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens moet waken over de eerbied voor de privacy ingevolge het dictum van artikel 8 EVRM. Artikel 8 biedt echter geen absolute rechtsbescherming. Een inbreuk op privacy door de overheid (fiscus) is principieel niet toegelaten tenzij “dit in een democratische samenleving nodig is in het belang van ’s lands veiligheid, de openbare veiligheid, of het economisch welzijn van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten, … “ (art. 8 § 2 partim).

Uit oudere rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mensen, waarvan het arrest Funke (EHRM 25 februari 1992, Funke t. Frankrijk, J.D.F. 1993, 16) allicht het bekendste is, en uit de roemruchte zaak “Hardey Spirlet” (Europese Commissie voor de Rechten van de Mens 7 december 1982, J.T. 1983, 359) is gebleken dat deze formule geen vrijgeleide voor de fiscus betekent (J. MALHERBE, F-X JEANMART en H. BERVOETS, “De eerbiediging van het privé-leven en de huisvrede tijdens het fiscaal controleonderzoek”, in L. HUYBRECHTS e.a., Fundamentele rechten van de belastingplichtige, Ced Samsom, 1998, 69-99). Een inbreuk op de privacy waaronder het snuisteren door fiscale diensten in privé-rekeningen in principe valt (zie ook het geannoteerd arrest, nr. 51), dient met strikte wettelijke en procedurele waarborgen vergezeld te gaan of is anders, zoals in de zaak Funke, strijdig met art. 8 EVRM. De inmenging of de controlemaatregel moet bovendien evenredig zijn met de doelstelling van het algemeen belang dat door de betrokken wetgeving wordt nagestreefd.

Zo ook in het geannoteerde arrest van het EHRM van 22 december 2015, waar een Amerikaanse belastingplichtige met lede ogen had moeten aanzien dat de uittreksels van zijn privébankrekeningen die hij aanhield bij de Zwitserse bank UBS in 2012 door de Zwitserse overheid waren overgemaakt aan de Amerikaanse IRS. Zoals we kunnen lezen in het arrest was daaraan een ganse carrousel aan verdragsrechtelijke en administratiefrechtelijke procedures voorafgegaan teneinde deze internationale informatie-uitwisseling te legitimeren. Het Europees Hof komt na grondig onderzoek van alle internationale verdragen, de interne Zwitserse wetgeving en de voorafgaande procedures, onder meer gevoerd voor de Zwitserse administratieve rechtbanken, tot de conclusie dat 1) de wettelijke omkadering van de gegevensuitwisseling voldoende uitgewerkt, precies en voorzienbaar was en eveneens gerespecteerd werd (nrs. 53-80), dat 2) de doelstelling van de maatregel, de bestrijding van fiscale fraude, legitiem was (nr. 81-83) en 3) noodzakelijk in een democratische samenleving (nr. 84-98). Vooral de beschouwingen over deze laatste voorwaarde zijn interessant. Het Hof gaat over tot een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van deze inbreuk op de privacy en neemt daarbij in overweging dat overgemaakte informatie alleen bancaire gegevens betroffen, dus puur financiële informatie; het ging dus niet om gegevens die onder de intieme privésfeer ressorteren (nr. 93). Ook het feit dat Zwitserland een diplomatieke rel kon vermijden door de overeenkomst met de USA te maken over de gegevensuitwisseling was voor het ERHM een zwaarwichtig gegeven (nr. 94). En ook het feit dat er in de USA geen strafrechtelijke procedure ingezet was maar dat er sprake was van een puur administratieve uitwisseling (nr. 95) en dat de belastingplichtige tal van procedurele waarborgen had genoten (nr. 96), speelde mee in de beslissing van het Hof om niet tot een inbreuk op art. 8 EVRM te besluiten.

Meer internationale gegevensuitwisseling?

Dit arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens opent in alle geval de deur voor meer internationale informatie-uitwisseling van fiscaal relevante informatie (waaronder bankgegevens) mits de bestaande wettelijke kaders worden gerespecteerd en de ontvangende Staat voldoende waarborgen biedt voor een confidentiële en “eerlijke” behandeling (Meer daarover : N. DIEPVENS, “Wat is nog de waarde van het recht op privacy?” Fisc. Act. 2016/10, p. 8-10 en A. LACHAPELLE, “Le respect du droit à la vie privée dans les traitements d’informations à des fins fiscales: état des lieux de la jurisprudence européenne”, R.G.F.C.P. 2016/9, 24-37).

Artikel 8 en het visitatierecht

Het zal de fiscale praktizijn niet ontgaan zijn dat het fiscale visitatierecht (recht op toegang van de fiscus tot de beroepslokalen en onder omstandigheden tot de privéwoning) de laatste jaren door de fiscus ruimer geïnterpreteerd wordt, als een soort actief zoekrecht in de lokalen van de belastingplichtige. Denk maar aan de “fishing expedition”-acties in de Optimazaak (J. BOSSUYT, “BBI delft onderspit in Optima-zaak”, De Juristenkrant, 15 september 2013, af. 274, 1). Ook in dit verband rijst de vraag uiteraard of dit verzoenbaar is met art. 8 EVRM en, al dan niet als een afgeleide daarvan, met onze grondwet. Ons Grondwettelijk Hof zal binnenkort uitspraak moeten doen over een prejudiciële vraag van de fiscale rechtbank te Gent daarover (Rb. Gent 27 juni 2016, aangehaald in Fiscoloog 2016, afl. 1483, 1). Wordt dus vervolgd. Dat het visitatierecht aan banden gelegd wordt valt naar ons gevoel helemaal niet uit te sluiten.

Gaat de rechtsbescherming door de mensenrechten erop achteruit?

Met een recent arrest van het Hof te Straatsburg (15 november 2016 A en B t. Noorwegen, 24130/11en 29758/11) lijkt ook een achterpoortje geopend voor de dubbele bestraffing in fiscale strafzaken alhoewel de draagwijdte van laatstgenoemd arrest niet mag worden overschat voor de Belgische rechtspraktijk (S. GNEDASJ, “EHRM opent achterpoortje voor dubbele bestraffingen in fiscale en strafzaken. Grijpt België weer naast de prijzen?”, Fisc. Act. 2016, nr. 40, 2-12; zie eerder ook het voor de belastingplichtige gunstiger arrest EHRM 21 oktober 2014, Lungu t. Roemenië, F.J.F. nr. 2016/64). Zo’n vaart loopt het evenmin voor het vermoeden van onschuld, waar recentst het arrest van het EHRM Melo Tadeu nog hoop gaf in bange tijden (EHRM 23 oktober 2014, Melo Tadeu / Portugal, F.J.F. nr. 2016/65 en T.F.R. 2016, nr. 2016/22, 393, noot B. COOPMAN en K. HENS, “Strafrechtelijk onschuldig en fiscaal betalen …?”).

Besluit?

Fiscale privacy en de mensenrechtelijke bescherming bestaan nog wel degelijk maar worden meer en meer “begrensd”. Maar al bij al hoeven de belastingplichtigen nog niet te wanhopen.

Bart Coopman
Advocaat-vennoot
De Broeck Van Laere & Partners