Fiscale visitatie omvat geen algemene huiszoekingsrecht
13/10/2017 - … zo blijkt uit een recent arrest van het Grondwettelijk Hof, uitgesproken op 12 oktober 2017 (nr. 116/2017). De fiscus mag dus geen kasten opentrekken of ongewild servers van belastingplichtigen volledig kopiëren, zonder de toestemming van de belastingplichtige. Nochtans was de fiscus (lees BBI) een totaal andere mening toegedaan.
Waar gaat het over?
Iedereen dient (hopelijk) zijn fiscale aangifte in, en de fiscus mag – uiteraard – nakijken of alles correct is aangegeven. Om dit te controleren, beschikt de fiscus over een aantal onderzoeksmogelijkheden, voorzien in de wet.
Hoewel dit niet expressis verbis is voorzien, dient een fiscale controle stapsgewijs als volgt te verlopen (we overlopen de procedure in de Inkomstenbelastingen, maar in de andere fiscale takken verloopt dit nagenoeg identiek).
De stapsgewijze onderzoeksdaden
Boekenonderzoek (art. 315 WIB): de fiscus kan ter plaatse de boeken komen inzien, door vriendelijk te vragen deze – ter plaatse (van de belastingplichtige) – voor te leggen.
Vraag om toelichting (art. 316 WIB): zijn er onduidelijkheden, dan kan de fiscus verdere uitleg vragen. Algemene vragen over het hele (fiscale) leven van de belastingplichtige zijn daarom uit den boze. Dat is “phishing”.
Fiscale visitatie (artikel 319 WIB): de fiscus kan ook een kijkje ter plaatse nemen, om te zien hoe de belastingplichtige nu exact werkt (bijv. hoe ziet zijn voorraad eruit). De fiscus kan dan als het ware bij de belastingplichtige (ook thuis) eens komen rondneuzen.
De fiscus is tot op vandaag van oordeel dat bij een fiscale visitatie elke kast, ook al zou dat de kast van een server zijn, zomaar mag worden opengetrokken, en dit op basis van een verkeerde lezing van artikel 319 WIB, zoals hierna geciteerd: “Natuurlijke of rechtspersonen zijn gehouden aan de ambtenaren van de administratie belast met de vestiging van de inkomstenbelastingen, voorzien van hun aanstellingsbewijs en belast met het verrichten van een controle of een onderzoek betreffende de toepassing van de inkomstenbelastingen, tijdens de uren dat er een werkzaamheid wordt uitgeoefend, vrije toegang te verlenen tot de beroepslokalen of de lokalen waar rechtspersonen hun werkzaamheden uitoefenen, zoals kantoren, fabrieken, werkplaatsen, werkhuizen, magazijnen, bergplaatsen, garages of tot hun terreinen welke als werkplaats, werkhuis of opslagplaats van voorraden dienst doen, ten einde aan die ambtenaren enerzijds de mogelijkheid te verschaffen de aard en de belangrijkheid van de bedoelde werkzaamheden vast te stellen en het bestaan, de aard en de hoeveelheid na te zien van de voorraden en voorwerpen van alle aard welke die personen er bezitten of er uit enigen hoofde onder zich hebben, met inbegrip van de installaties en het rollend materieel en anderzijds de bovenbedoelde ambtenaren in staat te stellen om alle boeken en bescheiden die zich in de voornoemde lokalen bevinden, te onderzoeken”.
De belastingplichtigen zijn volgens dit wetsartikel “gehouden (…) vrije toegang te verlenen”. Maar wat als de boze belastingplichtigen zich daaraan niet houden, en dus geen vrije toegang willen verlenen?
De fiscus (lees BBI) is van oordeel dat zij dan maar zelf actief op zoek mag gaan, zoals dat het geval is bij een echte huiszoeking, weliswaar dan onder leiding van een Onderzoeksrechter.
Fiscale visitatie is geen actief zoekrecht
Volgens het Grondwettelijk Hof wordt dit evenwel niet voorzien in het geciteerde wetsartikel (overigens evenmin in artikel 63 Wetboek BTW): “De bevoegde ambtenaren beschikken aldus, teneinde de verschuldigde belasting te kunnen bepalen, over ruime onderzoeksbevoegdheden en hebben het recht om tijdens de visitatie na te gaan welke boeken en stukken of bescheiden zich in de lokalen bevinden en ze te onderzoeken, zonder voorafgaand om de voorlegging ervan te moeten verzoeken.
Een zinvolle interpretatie van de verplichting tot medewerking vereist dat de belastingadministratie niet afhankelijk is van de keuze van de belastingplichtige om te bepalen in welke documenten hij inzage verleent en dat de belastingplichtige zijn medewerking dient te verlenen om bijvoorbeeld gesloten kasten of kluizen te openen.
De in het geding zijnde bepalingen laten de bevoegde ambtenaren evenwel niet toe om de inzage van de bedoelde boeken en stukken of bescheiden eigenmachtig af te dwingen indien de belastingplichtige zich daartegen verzet.
Mocht de wetgever een dergelijke afdwingbaarheid hebben beoogd, dan had hij daarin uitdrukkelijk moeten voorzien en de voorwaarden daartoe nauwkeurig moeten omschrijven, wat niet het geval is".
Het standpunt van het Hof is duidelijk: de fiscus beschikt in geen geval over een actief zoekrecht, ook niet als het om een tegenwerkende belastingplichtige gaat.
Verder en ondanks de visie van de fiscus verwijst het Grondwettelijk Hof in haar arrest naar nochtans de zeer duidelijke visie van de Wetgever hieromtrent in de Voorbereidende Werken: “Het visitatierecht in de inkomstenbelastingen is géén recht tot huiszoeking (Parl. St., Kamer, 1961-1962, 264/42, 217 en Parl. St., Kamer, 1977-1978, 113/11, 23-24).
Ambtenaren van de directe belastingen hebben immers niet de mogelijkheid de belastingplichtige zijn verplichtingen manu militari te doen naleven […].
De bevoegde ambtenaren van de directe belastingen hebben niet de mogelijkheid het toegangsrecht af te dwingen. Indien de belastingplichtige de toegang tot de betreffende lokalen weigert te verlenen, kan de visitatie niet plaatsvinden "(Vr. en Antw., Kamer, 2009 2010, nr. 93, 8 februari 2010, p. 546)”.
De fiscus is dan ook maar beter op zijn hoede bij een volgende huisvisitatie.