Kaaimantaks: achterpoortjes gaan dicht
09/10/2017 - Naast de hervorming van de vennootschapsbelasting maakte o.m. ook een “versterking” van de kaaimantaks deel uit van het zomerakkoord van de regering. Daarmee worden vermogens aangepakt die in constructies in belastingparadijzen ondergebracht zijn. De zogenaamde achterpoortjes in de regeling worden nu gesloten. De maatregelen zijn opgenomen in een ontwerp van programmawet waaraan de regering intussen haar zegen gegeven heeft. Ze zouden bovendien met terugwerkende kracht in werking treden vanaf 17 september.
Vaak werd beweerd dat het mogelijk was aan de kaaimantaks te ontsnappen door een zogenaamde dubbelstructuur op te richten. De taks houdt in dat de “oprichter” van een juridische constructie belast wordt op de inkomsten van die structuur (vandaar “doorkijkbelasting”: de oprichter wordt belast alsof hij die inkomsten rechtstreeks zelf ontvangen heeft). Maar wat als de constructie A waarin persoon X zijn vermogen ondergebracht heeft, dat vermogen doorschuift naar een constructie B die niet door persoon X opgericht is (maar bijv. door constructie A of een tussenpersoon)? Betaalt X dan geen kaaimantaks op de inkomsten van constructie B omdat hij daarvan niet de “oprichter” is?
Dubbelstructuren aangepakt
Die discussie wordt nu de pas afgesneden door het geheel van die constructies samen te bekijken. In ons voorbeeld zouden A en B als één constructie beschouwd worden, en dus maakt het niet meer uit (voor de belasting van persoon X) of de inkomsten nu in A of in B toekomen. Zo wordt verzekerd dat men met “opeengestapelde juridische constructies” niet kan ontsnappen aan de kaaimantaks. Constructie boven constructie opzetten heeft geen zin meer, aldus de minister.
Een soortgelijk probleem bestond tot nu toe voor constructies die “verpakt” zijn in overeenkomsten – vooral verzekeringscontracten – om de rechtstreekse band tussen de oprichter en de constructie door te knippen. Omdat de betrokkene dan geen “oprichter” meer is van de constructie, en officieel alleen een uitkering krijgt van een verzekeringsproduct (waarachter een constructie schuilgaat), kon hij tot nu toe ontsnappen aan de kaaimantaks. Maar voortaan zal iemand die een dergelijke overeenkomst ondertekent, toch beschouwd worden als “oprichter”. En de overeenkomst wordt op zich al beschouwd als een “constructie” in de zin van de kaaimantaks. Een voorbeeld zijn de zogenaamde “fonds dédiés” die gekoppeld zijn aan een levensverzekeringscontract.
Trusts
Een ander “gat” in de kaaimantaksregeling betrof trusts. Dat wordt aangepakt door het hele mechanisme van de kaaimantaks grondig aan te passen. Tot nu toe kon niet alleen de oprichter maar ook een “derde begunstigde” belast worden op de inkomsten van een juridische constructie. Maar dat gebeurde alleen als die derde begunstigde effectief een uitkering kreeg uit de constructie. Die onlogische combinatie van een doorkijkregeling met een belastbaarheid van effectieve inkomsten wordt nu verlaten.
Voortaan is de doorkijkregeling (belasting op de inkomsten van de constructie alsof men die zelf ontvangen heeft) alleen van toepassing op de oprichter, niet meer op een derde begunstigde.
Wanneer de constructie iets uitkeert, dan is dat voortaan altijd belastbaar als dividend. De definitie van dividend in het Wetboek Inkomstenbelastingen wordt daartoe aangepast. Belasting als dividend van uitkeringen bestond al wel, maar dan alleen bij ontbinding van de constructie. Bovendien was die bepaling niet van toepassing op trusts. Die beperking valt weg. Voortaan worden dus ook uitkeringen van trusts belastbaar, concludeert de minister.
Dubbele belasting blijft wel vermeden worden. Als de uitkering betrekking heeft op een inkomen van de constructie dat, via de doorkijkregeling, al eens belast is bij de oprichter, blijft de uitkering belastingvrij.
Samengevat speelt de belasting dus op twee niveaus. 1) De oprichter is sowieso belastbaar op de inkomsten van de constructie (doorkijkbelasting). Of de constructie iets aan hem uitkeert of niet, speelt geen rol. 2) Als de constructie vervolgens iets uitkeert, dan is die uitkering gewoon belastbaar in hoofde van de persoon die ze krijgt (de oprichter of iemand anders). Maar dat tweede niveau speelt alleen als het eerste niet “gewerkt” heeft. Want het is niet van toepassing als die persoon kan aantonen dat het inkomen al eens belast geweest is in België. Meestal zal dat inderdaad al gebeurd zijn, via de doorkijkregeling (eerste niveau), tenzij bij uitkering van ‘oude’ reserves (inkomsten van voor de invoering van de kaaimantaks). Afgezien daarvan maakt de nieuwe veralgemeende belastbaarheid van de uitkeringen dus in de praktijk niet noodzakelijk veel verschil. Maar voor de fiscus is het veel gemakkelijker. De oprichter is sowieso belastbaar, hij kan niet meer aan de kaaimantaks ontsnappen door te claimen dat het inkomen van de constructie uitgekeerd is aan een “derde begunstigde”. En elke uitkering wordt principieel belastbaar. Als de uitkering belastingvrij moet blijven wegens dubbele belasting, dan ligt de bewijslast daarvoor bij de belastingplichtige.
Trusts waren tot nu toe ook uitgezonderd van de specifieke antimisbruikbepaling voor de kaaimantaks (artikel 344/1 van het WIB 1992). Maar die bepaling wordt nu van toepassing op alle constructies en wordt bovendien helemaal herschreven, naar het model van artikel 344, §1 van het WIB 1992 (de zogenaamde algemene antimisbruikbepaling). Dat betekent dat er nu ook sprake is van misbruik en een mogelijk tegenbewijs. De algemene antimisbruikbepaling heeft alleen betrekking op handelingen van de belastingplichtige zelf. De specifieke antimisbruikbepaling, die betrekking heeft op handelingen van de constructie, vormt daar nu de perfecte aanvulling op.
Feitelijke verenigingen
Een spraakmakend aspect van de nieuwe regeling is tevens de belasting van feitelijke verenigingen. Het zou kunnen dat die ook een “juridische constructie” oprichten. Maar zij kunnen dan niet belast worden via de doorkijkregeling eenvoudigweg omdat zij niet onderworpen zijn aan de rechtspersonenbelasting wegens gebrek aan rechtspersoonlijkheid (zelfs als men de fictie hanteert dat ze het inkomen van de constructie zelf ontvangen, zou het niet belastbaar zijn). De regering is nu blijkbaar van plan om dan maar de beheerder van de rekeningen van de feitelijke vereniging te belasten op (alle) inkomsten die op die rekening gestort worden. Bedoeling is dat de betrokken verenigingen (bijv. vakbonden) zich “vrijwillig” onderwerpen aan de rechtspersonenbelasting om dat te vermijden.
Inwerkingtreding
In het algemeen treedt de nieuwe regeling in werking op 1 januari 2018. Maar de nieuwe belasting (als dividend) op uitkeringen van een constructie is al van toepassing vanaf 17 september 2018, kondigt de regering nu onverwachts aan. Dat heeft te maken met het vroegtijdig uitlekken van de regeringsplannen. Sommige betrokkenen zouden daarop kunnen reageren door nog vlug uitkeringen te laten doen in 2017, vooraleer die op 1 januari 2018 belastbaar worden. Door de datum van 1 januari 2018 te vervroegen tot 17 september 2018 (de dag dat de plannen zogezegd publiek gemaakt werden als gevolg van het lek), belet de regering nu dat men door een dergelijke snelle reactie zou kunnen ontsnappen aan de belasting. Roerende voorheffing hoeft voorlopig echter niet ingehouden te worden. De belasting moet achteraf geregeld worden in de aangifte personenbelasting.
Het ontwerp moet overigens nog naar de Raad van State en naar het Parlement. Wijzigingen zijn dus nog mogelijk.
Bronvermelding
Bericht in het Staatsblad van 3 oktober 2017, editie 2