Mag de fiscus zomaar alle data op de computer van de belastingplichtige bekijken?
2/12/2019 - De vraag hoe ver de fiscus mag gaan bij een controle ter plaatse, leidt al jaren tot verhitte debatten. De laatste jaren spitst de discussie zich meer en meer toe op digitale gegevens. Mag de fiscus zomaar alle data op de computer van de belastingplichtige bekijken? Of zelfs kopiëren? Het Hof van Beroep te Brussel heeft daar blijkbaar weinig moeite mee. En opmerkelijk genoeg gebeurt dat in een zaak waarin de rechtbank van eerste aanleg de fiscus nog teruggefloten had.
Met het oog op een controle is de belastingplichtige verplicht om de fiscus “vrije toegang” te verlenen tot de beroepslokalen. De controlerende ambtenaren mogen vervolgens “alle boeken en bescheiden” die zich in die lokalen bevinden, “onderzoeken”. Dat is wat de wet zegt (artikel 319 WIB 1992).
Maar hoever de fiscus in de praktijk mag gaan, is allerminst duidelijk op basis van die wettekst. Zeker in een tijd waarin die “boeken en bescheiden” meestal vervangen zijn door digitale gegevens en boekhoud- of aangiftesoftware. Daarnaast is er bijvoorbeeld lang gediscussieerd over de vraag of de fiscus zelf kasten en laden mag openen om te kijken of daarin geen bezwarende documenten liggen.
Zelfs Grondwettelijk Hof is er al bijgehaald
Het Grondwettelijk Hof moest er uiteindelijk aan te pas komen (GW 12 oktober 2017). Maar zelfs daarmee kwam er nog geen einde aan de discussie. Het Hof leek twee jaar geleden geen al te grote problemen te hebben met een geval waarin de fiscus zijn onderzoeksbevoegdheden ruim ingevuld had. Anderzijds wees het Hof er wel op dat de fiscus geen dwang mag gebruiken als de belastingplichtige zijn medewerking weigert (zie ons artikel “Fiscus mag vrij rondsnuffelen in beroepslokalen”).
Onvermijdelijk ontstond er dus opnieuw discussie naar aanleiding van een geval waarin de fiscus de computers van een belastingplichtige had onderzocht en de complete harde schijf had gekopieerd en de gegevens meegenomen.
De belastingplichtige vond dat de fiscus daarmee zijn boekje te buiten was gegaan en trok naar de rechtbank.
Initiatief ligt bij fiscus
Om te beginnen voerde hij aan dat hij geen toestemming had gegeven voor het kopiëren van alle digitale gegevens. Uit het proces-verbaal bleek nochtans dat de belastingplichtige zijn volle medewerking verleend had aan de controle en zelfs een back-up tape overhandigd had aan de ambtenaren, stelt het Hof van Beroep vast. Het is wel merkwaardig dat het Hof daarop uitgebreid ingaat hoewel het even verder laat uitschijnen dat die toestemming eigenlijk niet nodig is.
Want het tweede argument van de belastingplichtige was specifiek dat de fiscus niet zomaar uit eigen beweging kasten mag openen of computerprogramma’s opstarten, laat staan alles kopiëren wat hij aantreft op de computers.
Het initiatief ligt bij de fiscus, antwoordt het Hof daarop. De wet zegt in elk geval niet uitdrukkelijk dat toelating van de belastingplichtige nodig is vooraleer de fiscus iets kan ondernemen. En er is vooral de rechtspraak van het Hof van Cassatie (weliswaar in een BTW-zaak) waarin dat Hof geoordeeld heeft dat de controlerende ambtenaren alle boeken en stukken mogen raadplegen zonder dat zij verplicht zijn voorafgaand te verzoeken om voorlegging van die boeken en stukken.
De zin van een controle
Het Hof van Beroep merkt ook op dat de zin van een controle uitgehold zou worden als de fiscus alleen mag raadplegen wat de belastingplichtige hem voorlegt. Dan kan die laatste natuurlijk alle documenten achterhouden die hem slecht zouden uitkomen. Dat kan niet de bedoeling van de wetgever geweest zijn, voegt het Hof er nog aan toe.
Bij dat alles gaat het Hof van Beroep ervan uit dat digitale gegevens zondermeer gelijk te stellen zijn met de traditionele “boeken en bescheiden” waarover de wet spreekt, en die de fiscus dus mag raadplegen op eigen initiatief, zonder toestemming van de belastingplichtige.
Een dergelijke gelijkstelling lijkt op het eerste gezicht misschien logisch in onze gedigitaliseerde wereld, en gelet op het feit dat de basiswetteksten opgesteld zijn in het pre-digitale tijdperk. Het Hof merkt nog op dat, net zoals een ambtenaar gegevens mag overschrijven in zijn notitieboekje, dezelfde ambtenaar ook digitale gegevens mag kopiëren op een externe harddisk
Is digitaal hetzelfde als papier?
Maar zo logisch als het Hof het voorstelt, is die gevolgtrekking niet. Want een digitale kopie maken gaat nu eenmaal heel wat gemakkelijker dan iets overschrijven. Wat het risico op ‘fouten’ (bijv. een schending van de privacy) doet toenemen. Bovendien is er een apart wetsartikel (daterend van 1994 en 2008) dat specifiek de controle van digitale “boeken en bescheiden” regelt.
En het is helemaal niet duidelijk wat de verhouding is tussen dat wetsartikel en het algemene artikel 319. De uitspraken van het Grondwettelijk Hof en het Hof van Cassatie betroffen artikel 319 (of het BTW-equivalent).
De discussie is dus ook met dit arrest nog niet gesloten. Temeer daar het arrest een vrij specifiek geval betrof. De visitatie gebeurde namelijk niet bij de belastingplichtige zelf (een vennootschap met zetel in Luxemburg die volgens de fiscus in werkelijkheid vanuit België geleid werd en dus hier belastbaar zou zijn) maar bij een verwante Belgische vennootschap. Dat maakte het voor de belastingplichtige moeilijker om eventuele onregelmatigheden bij die controle aan te vechten.
Het reeds vermelde arrest van het Grondwettelijk Hof, en o.m. volgende passage, blijft dan ook overeind: “De in het geding zijnde bepalingen laten de bevoegde ambtenaren evenwel niet toe om de inzage van de bedoelde boeken en stukken of bescheiden eigenmachtig af te dwingen indien de belastingplichtige zich daartegen verzet. Mocht de wetgever een dergelijke afdwingbaarheid hebben beoogd, dan had hij daarin uitdrukkelijk moeten voorzien en de voorwaarden daartoe nauwkeurig moeten omschrijven, wat niet het geval is” (GW 12 oktober 2017, B 11.3).
Bron: arrest van het Hof van Beroep te Brussel van 9 oktober 2019