Minimale bedrijfsleidersbezoldiging: gratis mandaat is niet per se een probleem

08/05/20

02/07/2018 - Als een zaakvoerder of bestuurder zijn mandaat gratis uitoefent maar daarnaast nog bezoldigingen krijgt als gewone werknemer, tellen die laatste mee om te bepalen of de drempel van 45.000 euro gehaald wordt, zegt de minister.

Sinds de hervorming van de vennootschapsbelasting is het van groot belang om voor minstens 45.000 euro bezoldigingen uit te keren aan een bedrijfsleider (een natuurlijke persoon). Een vennootschap die dat niet doet, komt om te beginnen niet in aanmerking voor het verlaagd tarief van 20%. Dat is niet echt nieuw, want vergelijkbaar met de oude drempel van 36.000 euro, die een voorwaarde was voor het vroegere verlaagd opklimmend tarief. Nieuw is wel dat er nu ook een sanctie opgelegd wordt, in de vorm van een afzonderlijke aanslag, aan vennootschappen die dat minimum niet halen (zie ons artikel “Hervorming vennootschapsbelasting: wat verandert er op 1 januari 2018?”).

Het begrip ‘bedrijfsleidersbezoldiging’ mag echter ruim opgevat worden.
Dat heeft te maken met het zogenaamde attractiebeginsel. Als gevolg daarvan worden inkomsten die de bedrijfsleider ontvangt in een andere hoedanigheid (binnen dezelfde vennootschap), fiscaal ook beschouwd als bedrijfsleidersbezoldigingen.

Attractiebeginsel en gratis mandaat

Er bleef wel één probleem: het attractiebeginsel is in principe niet van toepassing als de bedrijfsleider zijn bestuursmandaat gratis uitoefent.
De minister neemt nu echter alle onzekerheid weg. Als een bestuurder of zaakvoerder zijn mandaat gratis uitoefent en daarnaast een salaris ontvangt als gewone werknemer, dan telt dat salaris mee om te bepalen of het minimum van 45.000 euro gehaald wordt.

Bij het vroegere minimum van 36.000 euro werd die regel ook al toegepast.
En het nieuwe bedrag van 45.000 euro is in wezen gewoon een actualisering van dat oude bedrag. Daarom mag die gekende regel doorgetrokken worden, zegt de minister.

Bron: Mondelinge Vraag van B. Piedboeuf, 20 juni 2018