Nieuwe aangifte: extra voordelen maar ook extra complexiteit

06/05/20

13/05/2019 - De aangifte voor de personenbelasting voor aanslagjaar 2019 (inkomsten van 2018) is gepubliceerd en kan al online ingevuld worden. De uiterste indieningsdatum is 11 juli voor wie elektronisch indient via Tax-on-web,
24 oktober 2019 voor wie een mandataris inschakelt. Wie nog werkt met een papieren aangifte, krijgt slechts tijd tot 28 juni. Vooral door een reeks nieuwe belastingvoordelen zijn er 25 codes bijgekomen, maar de fiscus heeft getracht de “schade” te beperken door elders 16 codes te schrappen. Een innovatie van vorig jaar wordt verdergezet: er is een apart aangifteformulier voor elk gewest, zodat het formulier niet bezwaard wordt met codes die alleen in een ander gewest gebruikt worden. Het Vlaamse formulier telt 829 codes, het Brusselse 814 en het Waalse 833. We overlopen hieronder kort de nieuwigheden.

Dividenden (Vak VII)

Een eerste belangrijke nieuwigheid is te signaleren in Vak VII van de aangifte (“Inkomsten van kapitalen en roerende goederen”). Daar kan men terecht als men gebruik wil maken van een nieuwe belastingvrijstelling: voor dividenden. Tot 640 euro van de dividendinkomsten die een belastingplichtige ontvangt, zijn nu vrijgesteld. Vanaf inkomstenjaar 2019 wordt het vrijgestelde bedrag zelfs opgetrokken tot 800 euro, maar dat is dus nog niet relevant voor de huidige aangifte.

Het addertje onder het gras is dat de belastingplichtige de vrijstelling zelf moet berekenen. De vrijstelling wordt immers niet aan de bron toegepast. Er wordt nog steeds roerende voorheffing ingehouden bij uitkering van de dividenden. Die “te veel” ingehouden voorheffing kan men daarna wel terugvragen via de aangifte in de personenbelasting. Daarvoor is code 1437/2437 toegevoegd op het aangifteformulier (rubriek A.1 van Vak VII). Zoals gezegd moet de belastingplichtige zelf de roerende voorheffing berekenen op het vrijgestelde gedeelte van de dividendinkomsten, en dat bedrag dan invullen onder de genoemde codes.

Die methode biedt wel het voordeel dat de belastingplichtige zelf kan kiezen welke dividenden hij toewijst aan de vrijgestelde schijf van 640 euro.
Hij kan zijn voordeel dus maximaliseren door (eerst) de dividenden te nemen waarop het hoogste percentage aan roerende voorheffing van toepassing is.
Voorbeeld: als iemand een dividend van 600 euro ontvangen heeft waarop 30% voorheffing ingehouden is, en een ander dividend van 600 euro waarop 15% ingehouden is, heeft hij er alle belang bij de vrijstelling bij voorrang toe te passen op de eerste categorie. Dan kan hij 186 euro vrijstellen (30% van 600 + 15% van 40) in plaats van 102 (15% van 600 + 30% van 40).

Belastingverminderingen (Vak X)

Voorts zijn er ook maar liefst vier nieuwe belastingverminderingen bijgekomen:
- voor bijdragen en premies voor een aanvullend pensioen voor zelfstandigen (“POZ”) (code 1342/2342)
- voor aandelen van groeibedrijven (code 1334/2334)
- voor minderwaarden op aandelen geleden naar aanleiding van de gehele verdeling van het maatschappelijk vermogen van een private privak
(code 1329/2329)
- voor uitgaven in het kader van een adoptieprocedure (zie ons artikel “Fiscaal voordeel voor adoptie”) (code 1341/2341)

Die zijn allemaal terug te vinden in het deel “Federaal” van Vak X
(“Uitgaven die recht geven op belastingverminderingen”).

Voor het Vlaams Gewest is te vermelden dat de PWA-cheques vervangen zijn door het stelsel van het wijk-werken. De benaming van de bestaande belastingvermindering is daar natuurlijk aan aangepast (code 3363/4363).

Effectenrekeningen (Vak XIV)

In Vak XIV (“Rekeningen en individuele levensverzekeringen in het buitenland, juridische constructies, leningen aan startende kleine vennootschappen en effectenrekeningen”) is er een rubriek bijgekomen, als gevolg van de invoering van de heffing op effectenrekeningen (zie daarvoor onze artikels “Taks op effectenrekeningen is nu effectief van kracht geworden” en “Is effectentaks te omzeilen?”). De nieuwe code 1072/2072 in rubriek E moet aangevinkt worden als men in 2018 titularis is geweest van meer dan één effectenrekening. Belangrijk is dat die code ook aangevinkt moet worden als de effectentaks niet verschuldigd is, omdat er voor minder dan 500.000 euro aan effecten op de rekening stond. Dat is logisch omdat deze code een controle-instrument is voor de fiscus. Als men maar één rekening heeft (had), hoeft er niets aangevinkt te worden, want dan heeft de bank normaal gezien de juiste heffing ingehouden als die verschuldigd was. In geval van meerdere effectenrekeningen weet de bank in principe niet of de drempel van 500.000 euro overschreden is voor alle rekeningen samen.

Diverse inkomsten (Vak XVI): deeleconomie en “bijklussen”

Een opvallende nieuwigheid is ook het nieuwe belastingregime voor “belastingvrij bijklussen”. Officieel gaat het om inkomsten uit verenigingswerk en uit occasionele diensten tussen burgers. Het bestaande regime voor inkomsten uit de deeleconomie wordt gelijkgeschakeld met die nieuwe categorieën. Vandaar dat in Vak XVI (“Diverse inkomsten”) die drie inkomsten samengenomen worden in één rubriek (code 1248/2248, rubriek B.1).

In vergelijking met vorig jaar (toen het nog alleen om de “deeleconomie” ging) zijn er wel twee fundamentele verschillen.

Om te beginnen is de belasting aan een gunsttarief vervangen door een volledige vrijstelling. Vandaar dat er geen code meer is voor “bedrijfsvoorheffing”. Gezien de principiële vrijstelling wordt die toch niet meer ingehouden. Er was wel een probleem gerezen als gevolg van de laattijdige publicatie van de nieuwe wet. Vermoedelijk is er nog bedrijfsvoorheffing ingehouden in de periode tussen de formele inwerkingtreding van de nieuwe regeling (retroactief op 1 januari 2018) en de publicatie van de wet
(26 juli 2018). Gezien de nieuwe vrijstelling bleek achteraf dat die bedrijfsvoorheffing onterecht ingehouden was. Men kan die daarom terugvragen. Dat gebeurt niet in Vak XVI maar in een speciaal daartoe gecreëerd nieuw Vak XIII
(code 1461/2461). De reden is dat Vak XVI tot deel 2 van de aangifte behoort, en Vak XIII tot deel 1. Wie recht heeft op terugbetaling, hoeft dus niet de extra inspanning te leveren om deel 2 van de aangifte aan te vragen. Voor de volledigheid: in vorige jaren was Vak XIII nog gewijd aan de woonstaatheffing. Maar die is ondertussen volledig verdwenen, zodat dat vak “vrijgekomen” was.

Een tweede fundamenteel verschil is dat inkomsten die boven de drempelbedragen uitkomen, principieel beschouwd worden als beroepsinkomsten. De maxima zijn 510,83 euro per maand en 6.130 euro per jaar (bruto). Zijn de inkomsten – voor de drie categorieën samen – hoger, dan wordt het volledige bedrag voor die maand respectievelijk dat jaar belast als een beroepsinkomen. Het inkomen moet dan aangegeven worden in Vak XVIII (winst), XIX (baten) of IV (gewone bezoldigingen). Alleen als men kan bewijzen dat de inkomsten niet beroepsmatig zijn, worden ze belast als diverse inkomsten. En alleen dan heeft men dus Vak XVI nodig. Maar in de meeste gevallen zal het inkomen vrijgesteld zijn en hoeft men met andere woorden helemaal niets in te vullen op de aangifte.

Winst (Vak XVIII): beroepskostenforfait

Een volgende belangrijke innovatie is dat zelfstandigen nu ook het beroepskostenforfait kunnen toepassen dat tot nu toe exclusief voorbehouden was aan werknemers (zie ons artikel “Nu ook forfaitaire beroepskosten voor zelfstandigen”). Dat leidt tot een reeks terminologische aanpassingen in Vak XVIII, en de toevoeging van een code voor “sociale bijdragen”
(code 1632/2632, subrubriek 7). Die zijn immers apart aftrekbaar bovenop het kostenforfait. Heel consequent is de fiscus wel niet geweest.
De aankoopprijs van de verkochte goederen is immers ook aftrekbaar bovenop het forfait.
Men had dus kunnen verwachten dat ook daarvoor een aparte code opgenomen zou worden, zoals voor de sociale bijdragen. Dat is niet gebeurd, en de belastingplichtige moet dus zelf aan het rekenen slaan: hij moet de aankoopprijs eerst aftrekken van de brutowinst die hij aangeeft.

Stopzettingsmeerwaarden (Vak XXII)

Ander goed nieuws voor zelfstandigen is dat stopzettingsmeerwaarden gunstiger belast worden. Die ondergaan nu meestal een tarief van 10% in plaats van 16,5% (zie ons artikel “Hervorming vennootschapsbelasting heeft ook impact op personenbelasting”). Voor dat nieuwe tarief is ook een nieuwe code nodig: 1686/2686 (in subrubriek 1).

Varia

Voorts is er een nieuwe code voor overheidspensioenen van december die tot nu toe in januari (van het volgende jaar) uitbetaald werden, maar voortaan al in december (van het jaar zelf) uitbetaald worden. Zonder wetswijziging zou dat nadelig zijn voor de betrokkenen: een extra maand loon in één jaar zou, door de progressiviteit van de belastingtarieven, leiden tot een relatief hogere belasting in dat ene jaar. Daarom is in de wet ingeschreven dat in een dergelijk geval het loon van december niet samengeteld wordt met de andere inkomsten maar afzonderlijk belast wordt. Daarvoor zijn drie nieuwe codes nodig in Vak V (“Pensioenen”): 1314/2314, 1315/2315 en 1316/2316.

In Vak XIV (“Rekeningen en individuele levensverzekeringen in het buitenland, juridische constructies, leningen aan startende kleine vennootschappen en effectenrekeningen”) is bij de code die men moet aanvinken als men een rekening in het buitenland heeft (code 1075 in rubriek A), een streepje toegevoegd: het aanvinken moet voortaan ook gebeuren door wie “beheerder [is] geweest van een of meer zulke buitenlandse rekeningen op naam van een of meer verenigingen die geen winst of baten verkrijgen en die niet aan de vennootschapsbelasting of de rechtspersonenbelasting onderworpen zijn”.
Dat heeft te maken met een wettelijke regeling die moet voorkomen dat feitelijke verenigingen zoals vakbonden zouden ontsnappen aan de Kaaimantaks
(zie ons artikel “Kaaimantaks: achterpoortjes gaan dicht”). Als die verenigingen zich niet vrijwillig onderwerpen aan de rechtspersonenbelasting, is de beheerder van de buitenlandse rekening belastbaar op de roerende inkomsten die op die rekening gestort worden.

Voor de nieuwe aangifteformulieren (“voorbereiding van de aangifte”) en voor de toelichting.