Onroerende verhuur met BTW: Verduidelijkingen
29/06/2019 - Sinds 1 januari 2019 is het mogelijk om – optioneel – een gebouw te verhuren mét BTW. Dat betekent dus dat de BTW op de kosten voor dat gebouw aftrekbaar wordt. Er zijn echter allerlei voorwaarden en speciale regimes, wat de nieuwe optieregeling behoorlijk ingewikkeld maakt. De fiscus poogt nu enige klaarheid te scheppen met een “FAQ”, een lijst met antwoorden op vaak gestelde vragen.
De principes zijn al sinds vorig jaar gekend (zie ons artikel “Onroerende verhuur kan binnenkort aan BTW onderworpen worden”). Het nieuwe stelsel is een optieregeling (artikel 44, §3, 2° BTW-Wetboek). Dat wil zeggen dat zowel huurder als verhuurder ermee moeten instemmen. En de huurder moet een BTW-plichtige zijn die het gebouw gebruikt voor zijn economische activiteit. Belangrijk: dat kan ook een van BTW vrijgestelde activiteit zijn. Een derde fundamentele voorwaarde is dat bestaande gebouwen uitgesloten zijn (behalve als het gaat om opslagruimte).
Alleen als geen BTW opeisbaar vóór 1 oktober 2018
In principe komen immers alleen gebouwen in aanmerking die na 1 oktober 2018 zijn gebouwd (of ingrijpend verbouwd). Iets specifieker: er mag geen BTW opeisbaar geworden zijn met betrekking tot de bouwwerken vóór die datum. Maar de voorbereiding van de bouw telt niet mee. Een factuur voor bijvoorbeeld een architect mag dus wel al betaald zijn vóór die datum.
Die betaling belet met andere woorden niet dat de verhuur van het betrokken gebouw aan BTW onderworpen kan worden. Hetzelfde geldt zelfs voor afbraakwerken, stipt de fiscus nu aan. Ook die mogen dus gefactureerd en betaald zijn vóór 1 oktober 2018.
De fiscus verduidelijkt voorts het moment van opeisbaarheid. Als er niet onmiddellijk een factuur uitgereikt wordt, of er niet onmiddellijk betaald wordt, kan dat moment enkele maanden na het beëindigen van de werken vallen.
Bij wijze van tolerantie aanvaardt de fiscus namelijk dat het moment van opeisbaarheid valt op de 15e van de vierde maand na de maand waarin de werken zijn afgerond. In de praktijk komen dus ook gebouwen die afgewerkt zijn vóór de scharnierdatum van 1 oktober 2018, soms in aanmerking voor de optieregeling.
En de fiscus is nog soepel op een ander punt. Een factuur die niet uitgereikt is aan de bouwheer, telt ook niet mee. Dus als een onderaannemer een factuur uitgereikt heeft aan de hoofdaannemer vóór 1 oktober 2018, brengt dat een verhuur met BTW niet in het gedrang.
Gebouw of deel van gebouw
De optieregeling is ook van toepassing op gedeelten van gebouwen. De fiscus stelt daarvoor nu wel een bijkomende voorwaarde. Het “gedeelte” van een gebouw moet een afzonderlijke toegang hebben. Het moet namelijk economisch zelfstandig kunnen worden gebruikt. Dus als men er alleen maar binnen kan komen via een ruimte die alleen privé wordt gebruikt, komt dat gedeelte van het gebouw niet in aanmerking voor verhuur met BTW.
Toegang door gemeenschappelijke gangen en liften die ook nog door andere huurders (professioneel) worden gebruikt, vormt dan weer geen probleem.