"Valse" hybrides
12/11/2019 - Zogenaamde “valse” hybride auto’s worden vanaf volgend jaar fiscaal behandeld als een overeenstemmend model zonder hybride technologie.
Bijna twee jaar na de aankondiging van de maatregel weten we nu wat een “overeenstemmend” model is. Althans in theorie. In de praktijk zal het wachten zijn op de lijst die de fiscus binnenkort publiceert.
Een hybride auto beschikt over twee aandrijfsystemen: een klassieke verbrandingsmotor (meestal op benzine, soms ook op diesel) en een elektrische motor. De batterij die de energie levert voor die laatste, wordt opgeladen tijdens het rijden. Sommige modellen kunnen ook opgeladen worden aan het stopcontact (of een laadpaal). In dat geval spreken we van een oplaadbare hybride, in vaktermen een plug-in hybride, gemeenzaam ook wel stekkerhybride genoemd. Dat soort auto’s heeft een zeer gunstige CO2-waarde. Dat levert dan weer een zeer gunstige fiscale behandeling op, vermits die grotendeels afhangt van de CO2-uitstoot. Maar de gunstige uitstootwaarden zijn deels te verklaren doordat de officiële meetcyclus uitgaat van twee ficties: dat het opwekken van elektriciteit geen CO2 kost, en dat de auto vooral in de stad en op korte afstanden ingezet wordt. Wie geen gebruik maakt van de laadkabels en/of lange afstanden aflegt, zal evenveel (of zelfs meer) verbruiken en uitstoten als met een klassiek model. De lage officiële uitstootwaarden blijven dan pure theorie.
Beperkt elektrisch rijbereik
Om te vermijden dat aanzienlijke fiscale voordelen toegekend worden voor auto’s die in de praktijk niet zo groen zijn als op papier, is eind 2017 – ter gelegenheid van de hervorming van de vennootschapsbelasting – beslist om het fiscale voordeel in te perken van plug-in hybrides die slechts over een kleine afstand puur elektrisch kunnen rijden. Het gaat om modellen met een kleine batterijcapaciteit in verhouding tot hun gewicht, waardoor de actieradius in elektrische modus zeer klein is. De regering zelf had het over “valse hybrides”. Gemeenzaam wordt ook gesproken van nephybrides.
Concreet wordt voor het fiscale statuut van automodellen met hoogstens 0,5 kWh accucapaciteit per 100 kg wagengewicht of met een uitstoot van meer dan 50 g CO2 per km, niet meer gekeken naar hun eigen (officiële) CO2-waarde maar naar de CO2-uitstoot van het “overeenstemmende” voertuig met een klassieke aandrijving. Als er geen overeenstemmend voertuig bestaat, wordt uitgegaan van de uitstoot van de valse hybride zelf maar dan vermenigvuldigd met 2,5.
Belastingplichtige hoeft zelf niet te vergelijken
Nu is eindelijk het KB verschenen met de regels voor het vaststellen van het “overeenstemmende voertuig”. Het belangrijkste daarbij is dat het volledig overgelaten wordt aan de constructeur of invoerder om het overeenstemmende model te bepalen. De constructeur of invoerder zal zijn bevindingen ook moeten overmaken aan de fiscus, samen met alle gegevens die de fiscus nodigt heeft om de uitkomst te controleren. En de fiscus zal vervolgens ook een lijst publiceren met alle valse hybrides op de markt en telkens het “overeenstemmende” voertuig.
Voor wie het toch zelf wil berekenen: kort gezegd is het “overeenstemmende voertuig” hetzelfde model van hetzelfde merk met een motor met (ongeveer) hetzelfde vermogen. Dat laatste wordt technisch uitgedrukt aan de hand van een vork. De verhouding tussen het vermogen (in kW of PK) van de nephybride en van het overeenstemmende voertuig moet vallen in de vork tussen 0,75 en 1,25. Als verschillende modellen in die vork vallen, moeten we uitgaan van het model dat het dichtst de 1 benadert. Voor de vergelijking wordt overigens alleen gekeken naar het vermogen van de verbrandingsmotoren, dus zonder rekening te houden met het extra vermogen dat de elektrische (hulp)aandrijving biedt.
Vermogen (in kW) is bepalend
De toelichting bij het KB geeft het voorbeeld van een BMW 530e plug-in hybride. Die heeft in de huidige stand van zaken blijkbaar (nipt) een te kleine batterij. In het BMW-gamma vinden we met hetzelfde koetswerktype (berline/sedan) en met hetzelfde brandstoftype (benzine) ook de 520i en de 530i. De genoemde verhouding bedraagt 1,0 (135/135 kW) voor de eerste en 0,73 (135/185 kW) voor de tweede. De 520i is dus het overeenstemmende voertuig. Het fiscale regime van een 530e plug-in hybride wordt bijgevolg bepaald rekening houdend met een CO2-uitstoot van 132 g/km in plaats van de officiële 49.
Als met verschillende modellen op dezelfde verhouding uitgekomen wordt, telt het model of de uitvoering met de hoogste uitstoot.
De toelichting bij het KB geeft het voorbeeld van een Volvo XC 60 T8 plug-in hybride. Die stoot meer dan 50 g CO2 uit en is dus fiscaal een valse hybride.
De T6 in dezelfde reeks heeft een kW-verhouding van 0,98, benadert dus het dichtst de 1. Maar die T6 bestaat in twee uitvoeringen, die niet dezelfde uitstoot hebben: Momentum (174g) en R-Design (177g). Die laatste heeft de hoogste uitstoot en is dus het overeenstemmende voertuig dat het fiscale regime van zijn hybride broertje zal bepalen.
Niet voor auto’s van vóór 2018
De nieuwe regels voor valse hybrides zijn van toepassing vanaf 1 januari 2020 op auto’s die vanaf 1 januari 2018 gekocht zijn. Er wordt dus een uitzondering gemaakt voor auto’s die in 2017 of eerder gekocht (of geleaset) zijn. Die blijven belast op basis van hun officiële uitstoot. De nieuwe regels gelden zowel om het aftrekpercentage voor autokosten te bepalen als het belastbare voordeel van alle aard.
Bron: Koninklijk Besluit van 5 september 2019, Staatsblad van 17 september 2019