Vangnetbepaling vangt minder

11/05/20

26/01/2017 - Er blijft een zogenaamde vangnetbepaling bestaan die moet verzekeren dat betalingen aan het buitenland toch belast worden ook al is er geen specifieke regel die ze aan belasting onderwerpt. Maar die bepaling wordt nu veel redelijker ingevuld. Het toepassingsgebied wordt ingeperkt tot diensten tussen afhankelijke partijen. Eigenlijk wordt de wet aangepast aan de praktijk.

België kon tot voor kort eender welk inkomen belasten dat vanuit België uitgekeerd werd naar het buitenland, als dat inkomen in het buitenland niet effectief belast werd. Bedoeling was om inkomsten te belasten die normaal gezien bij de buitenlandse genieter van het inkomen belast zouden worden maar toch aan belasting ontsnappen omdat de genieter in een belastingparadijs resideert. Daarnaast wou België ook een ‘vangnet’ in gevallen waarin België officieel wel bevoegd is om een internationale transactie te belasten (op basis van een dubbelbelastingverdrag) maar effectieve belasting onmogelijk is wegens een of andere discrepantie tussen de Belgische fiscale regels en die van het verdrag of het andere land.

Daarvoor diende de zogenaamde vangnetbepaling (ook wel catch-all bepaling genoemd) van artikel 228, §3 van het WIB 1992.

Onwerkbaar ruime bepaling wordt werkbaar

Die bepaling was echter zo ruim geformuleerd dat ze onwerkbaar bleek. Letterlijk elke betaling viel eronder. Dat zou bijvoorbeeld betekenen dat iemand die overnacht in een land waarmee België geen dubbelbelastingverdrag heeft, op zijn hotelrekening voorheffing zou moeten inhouden en doorstorten (of aan de Belgische fiscus bewijzen dat er op dat inkomen wel degelijk belasting betaald is).

Om de vangnetbepaling werkbaar te maken, wordt ze nu op drie punten ingeperkt.

Vooreerst is de bepaling alleen nog maar van toepassing op diensten. Betalingen voor een goederenlevering ontsnappen er dus aan.

Ten tweede speelt de bepaling niet meer tussen particulieren. Voor de buitenlandse partner moet het inkomen een winst of een baat zijn (naar Belgische normen), en de Belgische klant moet de dienst afnemen in het kader van zijn beroepsactiviteit.

Ten derde is de vangnetbepaling voortaan alleen van toepassing tussen afhankelijke partijen. De regering wil daarmee de bepaling toespitsen op situaties waarin verbonden vennootschappen op kunstmatige wijze winsten versluizen naar een laag belast land. Het begrip “afhankelijkheid” wordt wel heel ruim ingevuld. Twee ondernemingen die op zich niets met mekaar te maken hebben maar wel dezelfde exclusieve leverancier of afnemer hebben, worden ook beschouwd als afhankelijk.

Ook online diensten

Los van de wetswijziging benadrukt de regering dat de vangnetbepaling wel degelijk ook van toepassing is op diensten die niet in België maar in het buitenland gepresteerd worden. Ook diensten via het internet ontsnappen er dus niet aan. Daarover bestond tot nu toe enige onzekerheid, ook al liet de ruime formulering van de wet in principe geen twijfel.

In de praktijk verandert er wel niet zoveel. De bepaling is immers nooit toegepast in al haar (vroegere) gestrengheid. Op één punt is er wel een verstrenging. De fiscus hanteerde tot nu toe een drempel. Onder de 38.000 euro per genieter en per jaar was het niet nodig om bedrijfsvoorheffing in te houden. Die beperking valt nu weg.

De vangnetbepaling “nieuwe stijl” treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 juli 2016.

Bron: Wet van 18 december 2016 tot regeling van de erkenning en de afbakening van crowdfunding en houdende diverse bepalingen inzake financiën, Staatsblad van 20 december 2016 (artikel 61)