Boete voor BTW én directe belastingen: het beginsel “non bis in idem” is niet geschonden
02/11/2017 - Het Hof van Cassatie brengt een belangrijke nuance aan op het beginsel “non bis in idem”. Dat voor dezelfde feiten zowel een BTW-boete als een sanctie inzake directe belastingen opgelegd wordt, is principieel geen probleem. Een belastingplichtige kan dus toch twee keer “gestraft” worden voor dezelfde feiten. Er zijn wel voorwaarden…
Dat men niet twee keer gestraft mag worden voor hetzelfde misdrijf, is een fundamenteel beginsel, een mensenrecht. En hoewel het om een puur strafrechtelijk principe gaat en dus op zich geen betrekking heeft op belastingen, wordt algemeen aanvaard dat het ook van toepassing is op (zware) fiscale sancties. Dat wil bijvoorbeeld zeggen dat een fiscale fraudeur die al veroordeeld is door de strafrechter, niet ook nog eens “bestraft” kan worden door de fiscus met een fiscale boete voor diezelfde fraudezaak (of omgekeerd).
Belastingplichtige vangt bot met argument “non bis in idem”
Stel nu dat diezelfde fraudezaak ertoe leidt dat niet alleen inkomstenbelastingen maar ook BTW ontdoken wordt. En dat de belastingplichtige niet alleen een BTW-boete krijgt maar ook geconfronteerd wordt met een belastingverhoging inzake inkomstenbelastingen. Op het eerste gezicht lijkt dat een schending van het “non bis in idem”-beginsel in te houden. De belastingplichtige wordt immers twee keer bestraft voor dezelfde feiten (de fraudezaak).
Maar het Hof van Cassatie ziet dat nu anders. Het Hof moest zich uitspreken over een zaak waarin een belastingplichtige een BTW-boete van 200% gekregen had wegens vervalste facturen en vervolgens ook nog eens “gestraft” werd met een belastingverhoging inzake inkomstenbelastingen van 200% wegens diezelfde vervalste facturen. De belastingplichtige zag daarin een duidelijke schending van het fundamentele “non bis in idem”-beginsel en eiste dus dat de belastingverhoging (de tweede “straf”) ongeldig verklaard zou worden. Maar het Hof van Cassatie wijst de eis van de belastingplichtige af. Het feit dat twee sancties opgelegd worden voor dezelfde feiten, houdt geen schending van het “non bis in idem”-principe in, zegt het Hof, als beide procedures (BTW en inkomstenbelastingen) voldoende nauw met elkaar verbonden zijn, zowel substantieel als temporeel.
Voorwaarde: procedures “nauw verbonden”
Principieel is het dus mogelijk om een BTW-boete met een belastingverhoging te combineren. Maar er zijn dus wel voorwaarden. Het Hof zegt er niet bij of die voorwaarden in dit concrete geval vervuld zijn. Het Hof zegt met andere woorden niet of beide procedures – BTW en inkomstenbelastingen – ook effectief voldoende nauw met elkaar verbonden zijn. Het is ook niet de taak van het Hof van Cassatie om naar de concrete feiten te kijken.
De advocaat-generaal bij het Hof van Cassatie geeft in zijn conclusies wel een aanwijzing. Het arrest is een toepassing van de recentste rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), met name in de zaak A&B tegen Noorwegen (arrest van 15 november 2016). In dat arrest had het Mensenrechtenhof ook al gezegd dat een dubbele bestraffing toch aanvaardbaar is, op voorwaarde dat beide straffen volgen uit procedures die voldoende nauw met elkaar verbonden zijn. Die zaak betrof een fiscale fraudeur die een strafrechtelijke en een fiscale sanctie kreeg. Het Hof van Cassatie past dat arrest van het Mensenrechtenhof dus toe op een geval met twee fiscale sancties.
“Nauw verbonden” betekent volgens het EHRM o.m. dat beide sancties betrekking hebben op “verschillende aspecten” van het misdrijf, in de tijd niet te ver uit mekaar liggen, en “voorzienbaar” zijn. Al die voorwaarden zijn hier vervuld. BTW en directe belastingen zijn natuurlijk verschillende aspecten van dezelfde zaak, en de wet is duidelijk: de belastingplichtige weet welke sancties hij kan verwachten. Ook de voorwaarde dat beide administraties moeten samenwerken, zal, zeker binnen de nieuwe structuur van Financiën, wellicht geen probleem opleveren.
Een andere voorwaarde is echter minder evident. Het EHRM vindt dat bij het opleggen van de ene sanctie rekening gehouden moet worden met de andere sanctie, om in totaal een “buitensporige last” voor de belastingplichtige te vermijden. In de Noorse zaak bleek die voorwaarde vervuld, omdat de fiscus niet voor de zwaarste sanctie gekozen had, in de wetenschap dat de belastingplichtige ook nog voor de strafrechter moest verschijnen.
Niet hoogste straf
Hoewel het Hof van Cassatie er niet op ingaat, ligt het voor de hand om daaruit te concluderen dat de fiscus niet zomaar voor de maximale boete of verhoging kan gaan als twee fiscale sancties naast mekaar opgelegd worden. In de betreffende zaak had het hof van beroep de belastingverhoging trouwens al herleid van 200% tot 100%, juist omdat ook al een hoge BTW-boete opgelegd was. De advocaat-generaal laat verstaan dat precies om die reden voldaan is aan de voorwaarden die het Mensenrechtenhof stelt. Met andere woorden: alleen als een zware BTW-boete gecombineerd wordt met een minder zware belastingverhoging inzake directe belastingen (of omgekeerd), zijn beide procedures “voldoende nauw verbonden” en vermijdt de fiscus een schending van het beginsel “non bis in idem”.
Bron: arrest van het Hof van Cassatie van 21 september 2017, nr. F.15.0081.N