De hervorming van de vennootschapsbelasting: het aangifteformulier

06/05/20

20/08/2019 - De meeste vennootschappen zullen de eerste keer te maken hebben met de hervorming van de vennootschapsbelasting voor aanslagjaar 2019. Dat is ook duidelijk te merken op het nieuwe aangifteformulier, dat een reeks ingrijpende wijzigingen ondergaan heeft als gevolg van de hervorming. We geven hieronder een overzicht. Volgens de normale regels moet de aangifte ingediend worden tegen 26 september.

Reserves: vooruitbetaalde kosten en inschakelingsbedrijven

Een van de opvallendste maatregelen uit de hervorming van de vennootschapsbelasting betreft een aftrekverbod voor vooruitbetaalde kosten (zie ons artikel “Hervorming vennootschapsbelasting: wat verandert er op
1 januari 2018?”). Als bijvoorbeeld in 2018 een jaarabonnement of een verzekeringspremie van 1200 euro betaald is voor een periode die loopt van september 2018 tot augustus 2019, dan mag het volledige bedrag niet meer afgetrokken worden in het jaar van betaling. Voor boekjaar 2018 is alleen het gedeelte van de betaling aftrekbaar dat betrekking heeft op 2018 zelf, in ons voorbeeld dus overeenstemmend met de laatste vier maanden van dat jaar.
De fiscus wou daarmee een einde maken aan wat hij beschouwde als een ‘truc’ om het belastbare resultaat te drukken door aan het einde van het jaar nog snel enkele kosten ten laste te nemen die eigenlijk betrekking hebben op latere jaren.

Het nieuwe aftrekverbod leidt wel tot een nieuwe code onder Onzichtbare reserves in het vak van de Belastbare gereserveerde winst: “Vooruitbetaalde kosten” (code 1015). Daar moeten de kosten komen die geboekt zijn in boekjaar 2018 maar eigenlijk betrekking hebben op een later jaar. In ons voorbeeld moet daar dus 800 euro ingevuld worden (overeenstemmend met het deel van het abonnement of de premie dat betrekking heeft op de periode van januari tot augustus 2019, als het boekjaar samenvalt met het kalenderjaar).

Ter gelegenheid van de hervorming van de vennootschapsbelasting is ook de vrijstelling voor inschakelingsbedrijven aan banden gelegd, onder meer door ze te koppelen aan effectieve tewerkstelling. Dat is vermoedelijk de reden waarom er een nieuwe code toegevoegd is aan het vak voor de Vrijgestelde gereserveerde winst: “Vrijgestelde winst die in het vermogen van een erkend inschakelingsbedrijf wordt gehouden” (code 1127).

Verworpen uitgaven: mobiliteitsvergoeding

Er zijn ook nieuwe codes die geen gevolg zijn van de hervorming van de vennootschapsbelasting. Het nieuwe regime van de mobiliteitsvergoeding – voor werknemers die hun bedrijfswagen inruilen voor een vergoeding in geld – leidt tot twee nieuwe codes bij de Verworpen uitgaven: “Niet-aftrekbare mobiliteitsvergoedingen” (code 1234) en “Kosten van de mobiliteitsvergoeding ten belope van een gedeelte van het voordeel van alle aard” (code 1235).

Het fiscale regime van dergelijke vergoedingen sluit zo nauw mogelijk aan bij het regime van de bedrijfswagen zelf (zie ons artikel “Werknemer die bedrijfswagen opgeeft, krijgt gelijkwaardige mobiliteitsvergoeding”). Vandaar dat een deel van de mobiliteitsvergoeding die de werkgever uitbetaalt aan de werknemer, niet aftrekbaar is, net zoals een deel van de autokosten niet aftrekbaar is. Het niet-aftrekbare gedeelte van de vergoeding – in principe 25%, eventueel tijdelijk minder als een auto met lage uitstoot ingeruild wordt – moet dan naast de nieuwe code 1234 ingevuld worden.

Een andere parallel met autokosten is dat een bedrag ten belope van 17% of 40% van het voordeel van alle aard (waarop de forfaitaire belasting van de vergoeding berekend wordt) opgenomen moet worden in verworpen uitgaven. Dat bedrag komt naast code 1235.

Diezelfde omschrijving verschijnt ook nog eens in het vak voor de Uiteenzetting van de winst omdat het bedrag dat in verworpen uitgaven opgenomen wordt, ook nog eens een minimale belastbare basis vormt: er mogen geen aftrekken op toegepast worden (code N1235 of O1235 al naargelang het boekjaar aanvangt vanaf of vóór 1 januari 2018).

Uiteenzetting van de winst: correcties en “korf”

Over dit vak is het meeste nieuws te melden, in de eerste plaats door de toevoeging van “correctievakken” voor vennootschappen die de afsluitdatum van hun boekjaar nog gewijzigd hebben na de aankondiging van de hervorming van de vennootschapsbelasting. Ook moet er rekening gehouden worden met het feit dat de hervorming nog niet van toepassing is voor aanslagjaar 2019 als het boekjaar aanving vóór 1 januari 2018. Voor die situaties zijn aparte (sub)vakken toegevoegd op de aangifte.

Voor een volledige commentaar verwijzen we naar ons artikel “De nieuwe aangifte in de vennootschapsbelasting: complicaties bij wijziging afsluitdatum”.

Daarnaast zijn de nieuwigheden in dit vak het gevolg van de invoering van een nieuwe aftrekbeperking als onderdeel van de hervorming van de vennootschapsbelasting: de zogenaamde korf (zie ons artikel “De impact van de hervorming van de vennootschapsbelasting op grote vennootschappen”). Om die reden is de volgorde van de “bewerkingen” op de aangifte helemaal omgegooid vanaf de tweede bewerking. Onder de “aftrekken van de resterende winst” staan nu eerst de niet-belastbare bestanddelen, de DBI-aftrek, de aftrek voor octrooi-inkomsten, de aftrek voor innovatie-inkomsten en de investeringsaftrek. Die blijven buiten de “korf”, wat wil zeggen dat die nog steeds onbeperkt afgetrokken kunnen worden van het resultaat.

Op basis daarvan kan de “Grondslag voor de berekening van de korf”
(code N1440) berekend worden, dus de winst die overblijft na toepassing van alle vorige aftrekken. In de “korf” zitten de aftrekken die niet meer onbeperkt afgetrokken kunnen worden van het (resterende) resultaat. Het totaal van die aftrekken kan nog integraal in mindering komen van het resultaat ten belope van 1 miljoen euro. Maar het deel van de korf boven dat bedrag, is slechts voor 70% aftrekbaar (wat niet afgetrokken kan of mag worden, blijft wel overdraagbaar).

De aftrekken uit de “korf” vormen de volgende bewerkingen: de notionele interestaftrek, de overgedragen DBI-aftrek, de overgedragen aftrek voor innovatie-inkomsten, de vorige verliezen, en de onbeperkt en beperkt overdraagbare notionele interestaftrek. De vroegere negen bewerkingen zijn er nu dus twaalf geworden. Aan de hand daarvan kan, zoals voorheen, de “resterende winst volgens oorsprong” berekend worden.

In het volgende (sub)vak, met de Belastbare grondslag, duikt nog een nieuwe code op voor verwezenlijkte meerwaarden, voorzieningen of een investeringsreserve die nog belastbaar zijn tegen het oude tarief van 33,99% (code N1467). De wetgever wou immers voorkomen dat er geanticipeerd werd op de tariefverlaging die deel uitmaakte van de hervorming, bijvoorbeeld door een voorziening aan te leggen om puur fiscale redenen, dus louter om winst uit te stellen naar een jaar waarin de tariefverlaging al van toepassing is. Als die voorziening dan teruggenomen wordt in een later jaar omdat er geen gebruik van gemaakt wordt, is niet het tarief van dat jaar van toepassing maar het (hogere) tarief dat van toepassing was in het jaar dat de voorziening aangelegd werd, met name het tarief van 33,99% van vóór de hervorming. Om dat tarief te kunnen toepassen, moeten die bestanddelen van de belastbare grondslag apart vermeld worden.

Niet-belastbare bestanddelen: vrijstelling voor sociaal passief

Een volgende nieuwe code staat dan weer los van de hervorming van de vennootschapsbelasting: voor de vrijstelling voor sociaal passief ingevolge het eenheidsstatuut (code 1607). Het gaat om een tijdelijke vrijstelling per werknemer als compensatie voor de hogere opzegkost onder het sinds 2014 geldende eenheidsstatuut. De vrijstelling kan dit jaar voor het eerst toegepast worden (zie ons artikel “Vrijstelling voor sociaal passief wordt gespreid over vijf jaar”).

Tarief van de belasting: 20% voor kleine vennootschappen

Ten slotte moet er natuurlijk rekening gehouden worden met de hervorming in het vak voor het tarief. Kleine vennootschappen met een boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 2018, kunnen hier aanvinken of ze in aanmerking komen voor het nieuwe tarief van 20% op de eerste schijf van 100.000 euro (nieuwe code 1754). Vennootschappen met een boekjaar dat eerder aanvangt, kunnen eventueel nog aanspraak maken op het oude verminderd tarief (code 1751).

Voor de aangifte en voor de toelichting: zie