Fiscus mag privéwoning betreden, maar krijgt geen vrijbrief van het Grondwettelijk Hof
04/07/2019 - De controles van de fiscus ter plaatse, de zogenaamde fiscale visitaties, blijven controverse oproepen. Concreet rees de vraag of de bestaande procedure die de fiscus moet volgen om toegang te krijgen tot de privéwoning van de belastingplichtige, voldoende waarborgen biedt ter bescherming van fundamentele rechten zoals de privacy. Het Grondwettelijk Hof ziet geen echte problemen maar eist wel betekenisvolle waarborgen.
Om een doeltreffende controle mogelijk te maken, moet de belastingplichtige de ambtenaren van de fiscus in eerste instantie “vrije toegang” verlenen tot de lokalen waar de beroepsactiviteit uitgeoefend wordt. Maar de fiscus mag bij een controle ook privélokalen en zelfs een woning betreden. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat hij vermoedt dat daar ook belastbare activiteiten uitgevoerd worden of dat daar een zwarte boekhouding bewaard wordt.
Maar begrijpelijkerwijze zijn de voorwaarden voor het betreden van een privéruimte strenger dan voor het betreden van een beroepslokaal. Als het gaat om particuliere woningen of bewoonde lokalen, mag de fiscus alleen binnen tussen 5 uur ’s morgens en 9 uur ’s avonds én met een speciale machtiging van de politierechter (artikel 319, tweede lid WIB 1992).
De bedoeling is dus duidelijk dat de fiscus niet zomaar binnen mag.
De wetgever heeft indertijd trouwens zelf verklaard dat toegang tot de privéwoning heel uitzonderlijk moet blijven. Maar de politierechter is natuurlijk geen fiscale specialist. In de praktijk gebeurt het wel eens dat hij de uitleg van de fiscus klakkeloos aanvaardt en zonder verder onderzoek toestemming verleent.
Wat met de privacy en de onschendbaarheid van de woning?
Een belastingplichtige was het niet eens met die gang van zaken. In zijn geval had de BBI een aanvraag ingediend bij de politierechter zonder uit te leggen welke feiten of vermoedens concreet de aanleiding vormden voor die vraag (althans volgens de belastingplichtige). En de rechter had de machtiging verleend zonder bijkomende uitleg te vragen. De machtiging van de politierechter bevatte dus geen echte motivering en was daardoor verworden tot een pure formaliteit.
De Grondwet zegt nochtans dat de woning van iedere Belg onschendbaar is.
En ook ieders privacy is grondwettelijk gewaarborgd (artikel 15 respectievelijk 22 GW). Ook het verdrag voor de rechten van de mens biedt soortgelijke waarborgen (artikel 8 EVRM). Kan het dan dat de fiscus de woning van een belastingplichtige binnen mag op basis van een nauwelijks gemotiveerde aanvraag bij de politierechter, en zonder een eigen motivering van die laatste? De machtiging van de politierechter moet toch meer zijn dan een pure formaliteit? Anders zouden die grondrechten toch niet afdoende beschermd worden?
Geen probleem met procedure op zich
Over die vragen heeft het Grondwettelijk Hof zich nu gebogen. En het Hof blaast warm en koud.
Op zich lijkt er met de bestaande procedure weinig mis. Het voorafgaande optreden van een onafhankelijke en onpartijdige magistraat vormt op zich al een belangrijke waarborg tegen het gevaar voor misbruik of willekeur, aldus het Grondwettelijk Hof.
Maar de politierechter moet de machtiging dan wel uitdrukkelijk motiveren.
Het Grondwettelijk Hof zegt er zelfs bij waaruit die motivering moet bestaan.
De machtiging tot visitatie moet vermelden in het kader van welk onderzoek, voor welke woning en aan welke ambtenaren ze wordt verleend, evenals de reden waarom ze noodzakelijk is. De uitleg over dat laatste mag echter “beknopt” gehouden worden, vindt het Hof. Bovendien volstaat het dat de politierechter gewoon de motivering overneemt die de fiscus hem voorlegt.
Wel rechterlijke controle achteraf
Maar dat betekent niet dat de fiscus hem eender wat kan vertellen. Want achteraf moet de mogelijkheid bestaan om die motivering te toetsen voor de rechter. Op voorhand, dus voor de politierechter, is het logisch dat de belastingplichtige niet de kans heeft om zich te verdedigen, want anders zou het verrassingseffect weg zijn en zou hij de tijd krijgen om bijvoorbeeld bezwarende documenten te doen verdwijnen. Maar achteraf moet de belastingplichtige wel de kans krijgen om een debat te voeren over de motivering van de machtiging tot huisvisitatie.
Dat kan in een aparte procedure voor de fiscale rechter, een zogenaamde pretaxatieprocedure. Daarvoor is het niet eens nodig om het aanslagbiljet af te wachten. En tijdens die procedure kan alles grondig uitgespit worden. Zo heeft de belastingplichtige toch de waarborg van een “daadwerkelijke en volledige controle” door de rechter.
Die rechterlijke controle achteraf is niet uitdrukkelijk opgenomen in de regelgeving over het visitatierecht, maar moet in elk geval mogelijk zijn. Anders zou de Grondwet geschonden zijn.
Vorig arrest betrof beroepslokalen
Twee jaar geleden is het visitatierecht van de fiscus ook al onder de loep genomen door het Grondwettelijk Hof. Toen ging het niet om visitaties van privéwoningen maar van de beroepslokalen. Ook toen blies het Hof warm en koud tegelijk. De bestaande procedure biedt voldoende waarborgen tegen misbruik, oordeelde het Hof. Maar het voegde er wel aan toe dat de fiscus niet kan doen wat hij wil en ook de toegang niet mag forceren (arrest nr. 116/2017 van 12 oktober 2017; zie ons artikel “Fiscus mag vrij rondsnuffelen in beroepslokalen”).
Tot slot: bovenstaande principes gelden zowel voor de inkomstenbelastingen als voor de BTW. De corresponderende bepaling uit het BTW-Wetboek (artikel 63) moet volgens het Hof op dezelfde manier geïnterpreteerd worden als artikel 319 van het WIB 1992.
Bron: arrest nr. 104/2019 van 27 juni 2019 van het Grondwettelijk Hof