Cassatie weigert aftrek kosten voor appartement aan zee
23/10/2018 - Het Hof van Cassatie bevestigt dat kosten voor een appartement aan de kust niet aftrekbaar zijn voor een vennootschap als het duidelijk is dat die investering nooit kan renderen. Dan is niet voldaan aan de voorwaarde dat de kost gemaakt moet zijn om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden. Dat de zaakvoeder een vergoeding betaalt ten belope van het forfaitaire voordeel van alle aard, volstaat niet. Eens te meer blijkt dat de ophefmakende positieve arresten van het Hof uit 2015 in de praktijk weinig veranderd hebben.
In 2015 velde het Hof van Cassatie een hele reeks positieve arresten over de aftrek van beroepskosten. Het Hof stelde dat ook kosten zonder band met het maatschappelijk doel aftrekbaar kunnen zijn. En zelfs kosten voor een belastingbesparende constructie kunnen aftrekbaar zijn (zie ons artikel “Toch aftrek voor kosten zonder verband met statutair doel”).
Velen dachten dat die uitspraken een einde zouden maken aan de talrijke discussies over de kosten voor privéwoningen of appartementen die door een vennootschap ter beschikking gesteld worden aan de bedrijfsleider. Maar niets bleek minder waar. Verschillende hoven van beroep herinnerden er namelijk aan dat nog altijd voldaan moet zijn aan de basisvoorwaarde voor aftrek van kosten: de kost moet gemaakt of gedragen zijn om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden (artikel 49 WIB 1992; in het jargon spreekt men van de intentionaliteitsvoorwaarde of finaliteitsvoorwaarde).
Zaakvoerder betaalt, dus levert kost “inkomen” op voor vennootschap
Een groot obstakel hoeft dat niet te zijn. Als de bedrijfsleider een vergoeding betaalt, of als de woning of het appartement verhuurd wordt, zijn er belastbare (huur)inkomsten en is die voorwaarde vervuld. Ook als het vastgoed na een tijd verkocht wordt met een meerwaarde, komt dat in aanmerking. Maar in de praktijk lieten de hoven van beroep zich vaak van hun strengste kant zien. Een eerder symbolische huur volstaat niet noodzakelijk als bewijs dat de intentie bestaat om belastbare inkomsten te verkrijgen. En de louter hypothetische mogelijkheid van een latere meerwaarde werd ook al niet voldoende geacht.
Daarnaast waren er ook hoven van beroep die ingingen op het argument dat de woning of het appartement een bezoldiging vormt voor de bedrijfsleider. Maar ook met die redenering ving menig belastingplichtige bot. Want de hoven eisten eerst een bewijs dat de terbeschikkingstelling van het vastgoed effectief deel uitmaakt van de bezoldigingspolitiek van de onderneming.
Hof van beroep: kosten veel hoger dan inkomsten
Met betrekking tot de eerste discussie deed het hof van beroep te Antwerpen op 17 januari 2017 een uitspraak in een zaak over een appartement aan de kust. Een doktersvennootschap stelde het ter beschikking aan haar zaakvoerder. Die betaalde strikte genomen wel een vergoeding voor het gebruik van het appartement. Via rekening-courant werd hem een bedrag aangerekend dat overeenkwam met het forfaitaire voordeel van alle aard voor het gratis gebruik van een woning. Dat kwam in die tijd neer op ongeveer 2.000 euro per jaar.
Maar voor het hof van beroep volstond dat niet. De “schamele” inkomsten (aldus het hof) staan in een wanverhouding tot de veel hogere kosten. Op die manier zou het vastgoed nooit een rendabele investering kunnen zijn. De aankoop was trouwens gefinancierd met een lening, dus het ging ook al niet om een belegging van overtollige liquiditeiten. Enigszins venijnig voegde het hof er nog aan toe dat de enige bedoeling er blijkbaar in bestond om privékosten van de bedrijfsleider af te wentelen op de vennootschap. De aftrek werd dus verworpen in hoofde van de vennootschap.
Sommigen geloofden dat een dergelijk streng oordeel niet meer te rijmen viel met de ophefmakende rechtspraak van het Hof van Cassatie van 2015. Maar dat blijkt niet te kloppen. Want het Hof van Cassatie bevestigt nu dat Antwerpse arrest.
Cassatie treedt hof van beroep (en fiscus) bij
Het Hof van Cassatie herinnert eraan dat een band met de maatschappelijke activiteit niet meer nodig is maar dat de kost wel nog altijd gemaakt moet zijn om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden. En dan komt het: uit alle aangehaalde overwegingen kon het hof van beroep met recht en reden afleiden dat die voorwaarde niet vervuld was. De belastingplichtige krijgt dus nul op het rekest en de aftrek van de kosten voor het appartement wordt verworpen. Dergelijke zaken blijven overigens altijd feitenkwesties, wat dus betekent dat de discussie waarschijnlijk verre van gesloten is.
Bron: arrest van het Hof van Cassatie van 21 september 2018 (F.17.0054.N)