Belastingvoordeel voor ploegenarbeid wordt soepeler ingevuld

ploegenarbeid
09/09/24

Als reactie op het onverwacht strenge arrest van het Grondwettelijk Hof van begin dit jaar over de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid, wordt de wettelijke regeling op één cruciaal punt versoepeld. De versoepeling krijgt zelfs terugwerkende kracht.

Op 8 februari 2024 deed het Grondwettelijk Hof een uitspraak die veel opschudding teweegbracht in de bedrijfswereld. Het Hof schaarde zich achter een strenge invulling van de voorwaarde dat de opeenvolgende ploegen in een systeem van ploegenarbeid “hetzelfde werk” moeten doen qua omvang en inhoud (zie ons artikel “Trekt Grondwettelijk Hof streep door gunstregime voor ploegenarbeid voor veel bedrijven?”).

Onzekerheid over voorwaarde dat alle ploegen “zelfde werk” moeten doen

Als die voorwaarde vervuld is, komt de werkgever in aanmerking voor de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor ploegen- of nachtarbeid – een van de “populairste” fiscale voordelen van het moment. Maar over de genoemde voorwaarde is er altijd onduidelijkheid geweest in gevallen waarin bijvoorbeeld de ochtend- en de middagploeg niet exact dezelfde omvang hebben of exact even lang duren of exact hetzelfde volume draaien. Dat kan allerlei oorzaken hebben: omdat er meer oproepen of meer klanten zijn in de ochtend, omdat alle leveringen gebeuren in de vroege uurtjes, omdat het verkeer ’s morgens drukker is, enzovoort. Het gaat dus potentieel om heel veel bedrijven, zeker in “toekomstgerichte” sectoren zoals e-commerce.

In het licht van die blijvende onzekerheid kwam de uitspraak van het Grondwettelijk Hof als een bijzonder onaangename verrassing. Het Hof sprak zich, voor alle duidelijkheid, niet uit over de vraag welke interpretatie nu de juiste is: een strikte of een ruime. Het Hof oordeelde wel dat een strikte interpretatie van “hetzelfde werk” niet ongrondwettelijk zou zijn.

Het Hof van Cassatie, dat de prejudiciële vraag stelde aan het Grondwettelijk Hof, moet nu nog een eindoordeel vellen. Maar de regering heeft daar niet op gewacht. Ze ontmijnt de discussie met een wetgevende oplossing.

Optionele nieuwe variant

Die oplossing neemt de vorm aan van een alternatef regime dat naast het bestaande regime komt en optioneel is voor elk bedrijf dat een systeem van ploegenarbeid kent. Het nieuwe regime is, wat de basisregels betreft, identiek aan de bestaande regeling voor ploegenarbeid, op één punt na: de voorwaarde van “hetzelfde werk zowel qua inhoud als qua omvang” wordt afgezwakt tot “qua inhoud hetzelfde werk” (nieuwe paragraaf 1/1 in artikel 2755 van het WIB 1992). De omvang van de ploegen is dus geen criterium meer.

Daardoor valt ook de discussie weg over de juiste draagwijdte van ”hetzelfde”. Of de omvang nu identiek dezelfde moet zijn van ploeg tot ploeg (vaak het standpunt van de fiscus), dan wel of een min of meer vergelijkbare omvang volstaat, is geen punt meer.

Voordeel daalt naarmate afwijking tussen ploegen toeneemt

Toch speelt het “volume” van het werk nog een rol op fiscaal gebied. Als de opeenvolgende ploegen niet exact hetzelfde werk presteren qua omvang, valt het belastingvoordeel niet meer volledig weg maar het wordt wel nog verminderd in verhouding.

Dat gebeurt, op basis van maandgemiddelden, aan de hand van een breuk met in de teller de afwijking t.o.v. de kleinste ploeg en in de noemer de totale omvang van het werk. Stel dat de dagploeg systematisch 25% groter is dan de nachtploeg, dan wordt het belastingvoordeel verminderd met 1/9 of 11% (omvang nachtploeg 4, omvang dagploeg 5, afwijking van 1, totaal volume 9).

De wet legt geen criterium op om de “omvang” te meten. Het aantal werknemers ligt wellicht het meest voor de hand maar niets belet ogenschijnlijk dat bijvoorbeeld de tijdsduur of het volume van het werk een alternatief criterium kan zijn.

Retroactief vanaf 2021

Opvallend is de inwerkingtreding: de maatregel is van toepassing op de bezoldigingen die worden betaald of toegekend vanaf 1 januari 2021.

De ingreep wordt voorgesteld als een overgangsmaatregel, in afwachting van een echte hervorming van het stelsel.

 

Bron: amendementen 41 tot 44 op het ontwerp van wet houdende diverse fiscale bepalingen